e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruiten in het kaartspel ruiten: Sub ruit, (3).  ruiten (Meeswijk) Ruiten: één der vier figuren op de speelkaart. III-3-2
runderhorzel, horzel vlieg: vlēgə (Meeswijk) insect II [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderhorzellarve angelsbeitel: angelsbeitel (Meeswijk), aŋəlzbeͅitəl (Meeswijk) larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] || worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderlap biefstuk: bøfstøͅk (Meeswijk) biefstuk III-2-3
rundvee beesten: biǝstǝ (Meeswijk), vee: viǝ (Meeswijk), vīǝ (Meeswijk) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups rups: ropš (Meeswijk, ... ) rups || rups rups [DC 46 (1971)] III-4-2
rups (kermis) rups: Als de kap over de rups toegaat hoort men de kinderen lachen van plezier.  ropš (Meeswijk) Rups: 2. Sneldraaiende molen op de kermis, die wanneer de kap eroverheen is gelijkenis vertoont met een rups. III-3-2
rusthuis oudemannetjeshuis: oud-mannekeshuis (Meeswijk) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1
sabbelen sabberen: zabərə (Meeswijk), zauwelen: sawele (Meeswijk) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
samenspannen houden: houden (Meeswijk) samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)] III-3-1