e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrijftafel, bureau bureau: by(3)̄ro (Meeswijk), bərō (Meeswijk) schrijftafel, bureau III-2-1
schrikachtig schouw: šǫu̯ (Meeswijk) Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k] I-9
schrikken zich verschrikken: zich vərsjrikkə (Meeswijk) schrikken, zw.reflex.ww. III-1-4
schrobben schrobben: šrobə (Meeswijk) schrobben III-2-1
schrobbezem schrobber: šrøbər (Meeswijk) schrobborstel, schrobber III-2-1
schrobzaag, sleutelgatzaag schrompzeeg: šromp˲zē̜x (Meeswijk), stootzeeg: stuǝt˲zē̜x (Meeswijk) Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330] II-12
schroefdraad draad: dr ̇ǭt (Meeswijk) De spiraalvormige verhevenheid of uitsnijding aan een moer of in een bout, het resultaat van het draadsnijden en draadtappen. [N 33, 304 add.; monogr.] II-11
schroeien snerken: sneͅrkə (Meeswijk) verschroeien III-2-1
schroevendraaier tournevis: turnǝves (Meeswijk) Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.] II-12
schrokken vreten: vrēətə (Meeswijk) gulzig eten III-2-3