| 24604 |
canadapopulier |
canada:
kanəndāl (L424p Meeswijk)
|
populier, canadese —
III-4-3
|
| 19671 |
canapé, sofa |
canapè:
kānapē (L424p Meeswijk),
sofa:
sōfa (L424p Meeswijk)
|
brede, gestoffeerde bank met achter- en zijleuningen, canape || sofa
III-2-1
|
| 32161 |
carbolineum |
carboline:
karbǝlen (L424p Meeswijk)
|
Donkerbruine vloeistof, afkomstig van koolteer, waarmee houtwerk wordt geschilderd om het tegen verrotting te beschermen. Carbolineum opbrengen werd in Gronsveld (Q 193) carbolineumen (karbǝlǝnējǝmǝ) genoemd en in Bilzen (Q 83) carbonellen (kárbǫnelǝ). [N 56, 56; monogr.]
II-12
|
| 22828 |
carnaval |
carnaval:
Sam. karnavalstoet.
karnəval (L424p Meeswijk)
|
Karnaval: drie dagen die aan Aswoensdag voorafgaan.
III-3-2
|
| 22439 |
carnavalsoptocht |
carnavalstoet:
Ss. sub karnaval.
karnavalstoet (L424p Meeswijk),
stoet:
De stoet trok twee uur aan ee(n) stuk door de straten.
stut (L424p Meeswijk)
|
[Carnavalsoptocht]. || Stoet: Optocht.
III-3-2
|
| 22678 |
castagnetten |
castagnetten:
castagnetten (L424p Meeswijk)
|
De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
| 33749 |
castreren |
afbinden:
āf˱benǝ (L424p Meeswijk),
snijden:
snei̯ǝ (L424p Meeswijk),
sni ̞i̯ǝ (L424p Meeswijk),
snīǝ (L424p Meeswijk)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11, I-12, I-9
|
| 32895 |
cementen strekel |
lat:
lat (L424p Meeswijk)
|
Houten lat van ongeveer 40 cm., waarop aan beide zijden een laagje cement (amaril) is aangebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 9, nummer 4. Waar het woord(deel) streek of strekel identiek is aan de opgave voor "strekel" in dezelfde plaats, wordt door middel van de notatie (streek) of (strekel) voor de fonetische documentatie verwezen naar het lemma ''strekel''. [JG 1a, 1b; add. uit N 18, 80 en 82]
I-3
|
| 31926 |
centerboor |
centerboor:
sɛntǝrbōǝr (L424p Meeswijk)
|
Boorijzer voor hout waarvan de schacht uitloopt in een centreerpunt die de boor leidt. Aan de ene zijde van deze punt bevindt zich een voorsnijder die het te boren gat afschrijft en uitsnijdt en aan de andere zijde een soort gutsje dat het hout binnen de afgeschreven omtrek uitschaaft. Vgl. afb. 74c. Zie ook het lemma ɛcenterboor, schijfboorɛ in Wld II.11, pag. 77-78. Het betreft daar een vergelijkbaar type boor dat gebruikt wordt om grote cirkelvormige gaten in metaal(plaat) aan te brengen.' [N 53, 163a; N G, 31d; monogr.]
II-12
|
| 23193 |
centrale verdediger |
stopper:
De stopper hield elke aanval tegen.
stoͅpər (L424p Meeswijk)
|
Stopper: (Voetbal) stopperspil.
III-3-2
|