22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
dy.vəlsōͅr (L424p Meeswijk)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
kak:
pas uit het ei
kak (adj.) (L424p Meeswijk)
|
vogeltje
III-4-1
|
34025 |
jong van een rund |
kalf:
kalf (L424p Meeswijk)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bag (L424p Meeswijk),
bagje:
bɛkskǝ (L424p Meeswijk)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
21910 |
jonge duif |
pieper:
Onomatopoëtische vorming.
pipər(t) (L424p Meeswijk),
pieperd:
pipər(t) (L424p Meeswijk),
Onomatopoëtische vorming.
pipər(t) (L424p Meeswijk)
|
duif, jonge || Pieper: Jonge duif.
III-3-2, III-4-1
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L424p Meeswijk)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20314 |
jonge vrouw |
jonge vrouw:
jóóng vròw (L424p Meeswijk),
meisje:
méésjt’ə (L424p Meeswijk),
méésjə (L424p Meeswijk),
pul:
puella"= meisje, beminde (lat.)
pul (L424p Meeswijk)
|
huwbare jonge vrouw || jonge vrouw || meisje
III-2-2
|
20159 |
jongen |
jong:
jóóng (L424p Meeswijk),
kadee:
kàdee (L424p Meeswijk)
|
jongen || kind, jongen, knaap
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
jong:
jóóng (L424p Meeswijk)
|
vrijer
III-2-2
|
20380 |
jongen met wie men verloofd is |
liefste:
leestə (L424p Meeswijk)
|
geliefde, verloofde
III-2-2
|