21217 |
pasfoto |
pasfoto:
pasfoto (L424p Meeswijk)
|
de foto zoals op paspoorten en dergelijke legitimatiepapieren moet worden aangebracht [tiptopje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34046 |
pasgeboren kalf |
versgevallen kalfje:
vēǝ.s˲gǝvalǝ [kalfje] (L424p Meeswijk)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
21202 |
paspoort |
pas:
pas (L424p Meeswijk, ...
L424p Meeswijk)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18183 |
passen |
passen:
pasə (L424p Meeswijk)
|
4. van pas zijn, nauwkeurig sluiten
III-1-3
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
m
de pestoer (L424p Meeswijk)
|
Pastoor. [ZND 14 (1926)]
III-3-3
|
20685 |
patates frites |
friet:
fret (L424p Meeswijk, ...
L424p Meeswijk),
frieten:
frittə (L424p Meeswijk)
|
de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] || in de betekenis van een heel zakje frieten || reepje gesneden aardappel gebakken in vet
III-2-3
|
24223 |
patrijs |
patrijs:
petries (L424p Meeswijk),
pətris (L424p Meeswijk)
|
patrijs || patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33492 |
peer, soorten |
kreegspeer:
wordt gedroogd
krēͅxspēr (L424p Meeswijk),
peer:
p‧ēͅr (L424p Meeswijk)
|
peer || peer, soort
I-7
|
20414 |
peetoom |
peteren:
peuteren (L424p Meeswijk),
pêêtərə (L424p Meeswijk),
peteroom:
pêêtərûum (L424p Meeswijk)
|
peetoom || peter || peter (doopvader) [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
paat:
paat (L424p Meeswijk, ...
L424p Meeswijk)
|
meter || meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|