22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
Sub ruit, (3).
ruiten (L424p Meeswijk)
|
Ruiten: één der vier figuren op de speelkaart.
III-3-2
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
vlieg:
vlēgə (L424p Meeswijk)
|
insect II [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
angelsbeitel:
angelsbeitel (L424p Meeswijk),
aŋəlzbeͅitəl (L424p Meeswijk)
|
larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] || worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
20936 |
runderlap |
biefstuk:
bøfstøͅk (L424p Meeswijk)
|
biefstuk
III-2-3
|
34022 |
rundvee |
beesten:
biǝstǝ (L424p Meeswijk),
vee:
viǝ (L424p Meeswijk),
vīǝ (L424p Meeswijk)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24371 |
rups |
rups:
ropš (L424p Meeswijk, ...
L424p Meeswijk)
|
rups || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
23176 |
rups (kermis) |
rups:
Als de kap over de rups toegaat hoort men de kinderen lachen van plezier.
ropš (L424p Meeswijk)
|
Rups: 2. Sneldraaiende molen op de kermis, die wanneer de kap eroverheen is gelijkenis vertoont met een rups.
III-3-2
|
21708 |
rusthuis |
oudemannetjeshuis:
oud-mannekeshuis (L424p Meeswijk)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21081 |
sabbelen |
sabberen:
zabərə (L424p Meeswijk),
zauwelen:
sawele (L424p Meeswijk)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21332 |
samenspannen |
houden:
houden (L424p Meeswijk)
|
samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)]
III-3-1
|