32967 |
uitkomen |
uitkomen:
ū.tko.mǝ (L424p Meeswijk)
|
Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17]
I-4
|
18311 |
uitneembaar frontje |
gimp:
Fr. guimp.
gēͅmp (L424p Meeswijk)
|
kanten borstlapje door vrouwen gedragen
III-1-3
|
34187 |
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri |
het lijf uitduwen:
(de koe heeft) ǝt līf ūtxǝdøi̯t (L424p Meeswijk)
|
Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.]
I-11
|
32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ū.tspanǝ (L424p Meeswijk)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
21133 |
uitwijken |
afzetten:
afzetten (L424p Meeswijk),
āf˲zętǝ (L424p Meeswijk),
overzetten:
ȳǝ.vǝrzętǝ (L424p Meeswijk)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] || met paard en kar van het midden van de weg naar rechts wijken (afzetten) [N 90 (1982)]
I-10, III-3-1
|
22465 |
vaandel |
drapeau (fr.):
J. Leenen, Franse taaluitzetting over Limburg. In: HCDT XII (1938), pag. 149-167, met 1 kaart.
drapō (L424p Meeswijk),
vaan:
vā:n (L424p Meeswijk)
|
Drapeau: Vaandel, vlag. || Vaan: 1. Vlag.
III-3-2
|
34061 |
vaars |
rind:
rɛnjtj (L424p Meeswijk),
vaars:
vɛ̄s (L424p Meeswijk)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schotelsplag:
šōətəlsplak (L424p Meeswijk)
|
vaatdoek
III-2-1
|
20330 |
vader |
pa:
paa (L424p Meeswijk),
pap:
pàp (L424p Meeswijk),
vader:
vaadər (L424p Meeswijk)
|
vader
III-2-2
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
kling:
kleŋ (L424p Meeswijk),
lijf:
lī.f (L424p Meeswijk),
vazel:
vāzǝl (L424p Meeswijk)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|