e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woest, wild rijden rotsen: Van Dale: I. rotsen, (gew.) 1. rossen; - rondlopen; - 2. ravotten, stoeien.  rotsen (Meeswijk) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wolfsgebit, gebroken gebit stang: staŋ (Meeswijk) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wonde wonde: dij wŏn geit zwijeren (Meeswijk) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] III-1-2
wonen huizen: uzə (Meeswijk), wonen: wuənə (Meeswijk) huizen || wonen III-2-1
woonkamer, huiskamer kamer: kāmər (Meeswijk) woonkamer III-2-1
woonwagen barak: Van Dale: barak, 1. (houten) gebouw van eenvoudige constructie als tijdelijk woonverblijf, in t bijz. voor soldaten en arbeiders.  brak (Meeswijk) De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] III-3-2
wormbulten angelsbetel: aŋǝlzbęi̯tǝl (Meeswijk) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
wormstekig doormaaid: doormaaid (Meeswijk) wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)] III-2-3
worst worst: wōəs (Meeswijk) worst III-2-3
worstelen lutteren (<fr.): Fr. lutter. B.v. In de kermistenten waren ze aan het luteren.  lytērə (Meeswijk) Luteren: Worstelen. III-3-2