21131 |
woest, wild rijden |
rotsen:
Van Dale: I. rotsen, (gew.) 1. rossen; - rondlopen; - 2. ravotten, stoeien.
rotsen (L424p Meeswijk)
|
woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
stang:
staŋ (L424p Meeswijk)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
18132 |
wonde |
wonde:
dij wŏn geit zwijeren (L424p Meeswijk)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
19835 |
wonen |
huizen:
uzə (L424p Meeswijk),
wonen:
wuənə (L424p Meeswijk)
|
huizen || wonen
III-2-1
|
19720 |
woonkamer, huiskamer |
kamer:
kāmər (L424p Meeswijk)
|
woonkamer
III-2-1
|
22722 |
woonwagen |
barak:
Van Dale: barak, 1. (houten) gebouw van eenvoudige constructie als tijdelijk woonverblijf, in t bijz. voor soldaten en arbeiders.
brak (L424p Meeswijk)
|
De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
34202 |
wormbulten |
angelsbetel:
aŋǝlzbęi̯tǝl (L424p Meeswijk)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21014 |
wormstekig |
doormaaid:
doormaaid (L424p Meeswijk)
|
wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
III-2-3
|
20853 |
worst |
worst:
wōəs (L424p Meeswijk)
|
worst
III-2-3
|
22430 |
worstelen |
lutteren (<fr.):
Fr. lutter. B.v. In de kermistenten waren ze aan het luteren.
lytērə (L424p Meeswijk)
|
Luteren: Worstelen.
III-3-2
|