e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
getuigenis getuigenis: getuigenis (Meeswijk) de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)] III-3-1
gevangenis cachot (<fr.): Van Dale: cachot (&lt;Fr.), gevangenhok, gevangenis; arrestantenlokaal.  cachot (Meeswijk), prison (<fr.): Van Dale: prison (&lt;Fr.), (gew.) gevangenis.  persong (Meeswijk) de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)] || gevangenis [ZND 24 (1937)] III-3-1
gevel faèade: fasāt (Meeswijk), gevel: givəl (Meeswijk) gevel || voorgevel van een huis III-2-1
gevoelig (zijn) gevoelig: geveulig (Meeswijk) mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)] III-1-1
gevoelloos (zijn) doof: douf (Meeswijk) in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)] III-1-1
geweer geweer: geweer (Meeswijk) een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)] III-3-1
gewone spurrie spurrie: spø̜rǝx (Meeswijk) Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.] I-5
gewricht gewerf: gewerf (Meeswijk), gewervel: gewervel (Meeswijk), gewricht: gewricht (Meeswijk), gəvrex (Meeswijk) gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] || hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)] III-1-1
gezicht gezicht: bleik gezich (Meeswijk) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] III-1-1
gezicht (spotnamen) bakkes: bakkes (Meeswijk), bakəs (Meeswijk), muil: moel (Meeswijk), mul (Meeswijk), smoel: smoel (Meeswijk) gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1