e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handeling daad: dōͅt (Meeuwen), gang: gang (Meeuwen) een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4
handen (kindernamen) handjes: heͅnəkə (Meeuwen), polletjes: poͅləkə (Meeuwen) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) fikken: fikke (Meeuwen), klauwen: klawe (Meeuwen), poten: pytə (Meeuwen) [N 10 (1961)] III-1-1
handig capabel: Fr. capable  kepabel (Meeuwen), handig: hejnig (Meeuwen), heͅnəx (Meeuwen), hènnich (Meeuwen), (= handig).  hennig (Meeuwen), dèè stielman is doa bezònder (of bezinner) hejnig möt  hennig (Meeuwen), moe: (= vermoeid).  moe (Meeuwen) bekwaam || goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] || handig || vaardig III-1-4
handkar stootkar: stutkar (Meeuwen), stootkarretje: stuǝtkarkǝ (Meeuwen) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handlanger dien(d)er: dēnǝr (Meeuwen), metserdien(d)er: mɛtsǝrdinǝr (Meeuwen) Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] II-9
handlangeren metserdienen: mɛtsǝrdinǝ (Meeuwen), mortel maken: mortǝl mākǝn (Meeuwen) De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.] II-9
handpalm handpalm: handjpalm (Meeuwen) palm van de hand [N 10 (1961)] III-1-1
handschoen haas: haus (Meeuwen), ’n haus (Meeuwen), ’n paar haussen (Meeuwen), Samentrekking van handschoen. Cfr. J.Leenen, Taal en Tongval VI (1954), p. 118: haus < Hantsche.  hâ.us (Meeuwen) een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)] || handschoen - handschoenen [ZND m] III-1-3
handspel hands (eng.): Hands.  haens (Meeuwen) Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)] III-3-2