e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
passen passen: passen (Meeuwen), pasǝ (Meeuwen) Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] II-7, III-1-3
passpiegel spiegel: spēgǝl (Meeuwen) Grote spiegel waarin men zich helemaal kan zien, ten voeten uit. [N 59, 34] II-7
pastoor pastoor (<lat.): pəst^y.r (Meeuwen) pastoor [RND] III-3-3
patates frites friet: fret (Meeuwen), friet (Meeuwen), frit (Meeuwen), Ze kocht zich èè ti-jsje frit möt majenèès  frit (Meeuwen) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] || friet || frieten III-2-3
pater pater (lat.): pa.tər (Meeuwen) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: pətris (Meeuwen) patrijs III-4-1
peen, wortel poten: pute (Meeuwen) I-7
peer, soorten boomvlees: lett. boomvlees  buimvleis (Meeuwen), peer: père, mv. met sleeptoon (Meeuwen), pɛ̄r* (Meeuwen), sokkerpeer: sokərpɛ̄r* (Meeuwen) peer || peer, coll. || suikerpeer I-7
peetoom pee: verkorte vorm van piêtere  piê (Meeuwen), peteren: zie piê  piêtere (Meeuwen) (doop)peter || dooppeter III-2-2
peettante peet: péét (Meeuwen), peetje: pèètsje (Meeuwen), verklw. syn van pèètsje  pèteke (Meeuwen) doopmeter || meter III-2-2