e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijzen, uit de aren vallen rijzen: rā̯zǝ (Meeuwen) Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.] I-4
rimpelen, fronsen fronsen: fronsǝ (Meeuwen) Al plooiend rijgen. Rimpelen is het uitrekken van een hoeveelheid stof tot een vooraf bepaalde kortere lengte, langs één of meer stiklijnen, waarbij de ruimte wordt verdeeld in gelijke, soepele plooitjes (Het Beste Naaiboek, pag. 178). Bij fronsen wordt de ruimte over een bredere afstand verdeeld dan bij rimpelen. Zie afb. 46. [N 59, 53; N 62, 12a; N 62, 30; Gi 1.IV, 34; MW; monogr.] II-7
rimpels voren: voren (Meeuwen) rimpels (in het gezicht) [ZND 41 (1943)] III-1-1
ring ring: riŋk (Meeuwen) ring III-1-3
ringbaard ringbaard: ringbaard (Meeuwen) ringbaard [N 10b (1961)] III-1-1
ringen ringen: ręŋǝ (Meeuwen) Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12
ringen, randen verwijderen van peulvruchten vijzelen: vēͅ.zələ (Meeuwen), vijzen: vèze (Meeuwen) [Goossens 1b (1960)]vezen peulen ontdraden I-7
ringvinger ringvinger: riŋviŋər (Meeuwen) Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)] III-1-1
rins amper: Oppen door waas buter amper gewure Het A.N. amper is benoa, kriê, bekans  amper (Meeuwen), zurig: zu.rəx (Meeuwen), zuur: zoor (Meeuwen) Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)] || lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)] || zuur, scherp van smaak III-2-3
riool rigole (fr.): ps. omgespeld volgens RND!  rəjōl (Meeuwen) het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] III-3-1