e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strekkenmaat strekkenmaat: strekǝmoat (Meeuwen) De lengte van de strek van een baksteen plus één voeg. Onder de strek verstaat men de lange, smalle zijde van een metselsteen. Zie ook het lemma 'Strek' in wld ii.8, pag. 75. [N 31, 8a] II-9
streng hard: hard (Meeuwen), stipt: stept (Meeuwen), streng: streͅŋ (Meeuwen), strèng (Meeuwen), stug: stug (Meeuwen) niet toegevend, weinig vrijheid veroorlovend, stipt oordelend volgens wet of voorschrift [strak, streng, hard] [N 85 (1981)] || streng III-1-4
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] streen: strēͅn (Meeuwen), strɛ.n (Meeuwen), streng: streng (Meeuwen) Aantal te samen gedraaide of gewonden bundel draden waarin garen in de handel komt (streng, streen, kluit) [N 79 (1979)] || streng (garen) III-1-3
strengen hachten: haxtǝ (Meeuwen) Kettingen of touwen waarmee een paard de kar of wagen trekt. Het ene uiteinde ervan zit aan de trekhaken van het haam of van het borsttuig vast, het andere aan de voorste schei of aan een haak in de berrie van de kar of wagen. De benamingen voor strengen die uit touw vervaardigd zijn, werden achteraan geplaatst. Bij het woordtype strengen is niet altijd mogelijk uit te maken of de opgegeven dialectvariant enkelvoud of meervoud is. Het lemma Veldstrengen, dat zijn strengen waarmee een paard een akkerwerktuig voorttrekt, is al eerder behandeld in WLD I, afl. 2, p. 178. [JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; N 13, 57, 58a en 58b] I-10
strijkbord, riester riester: rēstǝr (Meeuwen) Het strijkbord, riester of rooster is het op de ploegschaar volgend ijzeren (vroeger houten) blad, dat de grond die door kouter en schaar is losgesneden, omkeert en in de vorige voor schuift. Men zie ook de toelichting bij het lemma ploegschaar. [A 26, 6; Lu 4, 6; JG 1a + 1b; N 11, 31.I.a; N 11A, 85d + 87b + 88b + 89c; monogr.] I-1
strijken strijken: strikə (Meeuwen) strijken III-2-1
strijkijzer bout: bout (Meeuwen), boutje: Het heeft te maken met bout Löt er op dat beitsje neet te heit weerd  beitsje (Meeuwen), strijkijzer: strijkijzer (Meeuwen, ... ), strīkizər (Meeuwen) strijkijzer || Werktuig om linnengoed mee te strijken (strijkijzer, ijzer, strijkbout) [N 79 (1979)] III-2-1
stro strooi: strűi̯ (Meeuwen) Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83] I-4
stroef hard: hard (Meeuwen), zuur: zuur (Meeuwen) niet gemakkelijk in de omgang, stroef [stoer, stuurs, zuur, strak, straf] [N 87 (1981)] III-3-1
strompelend lopen bij het aantrekken stoppelen: stoppelen (Meeuwen), strompelen: strompelen (Meeuwen) [N 8, 62k, 73, 79 en 80] I-9