e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vijfentwintig centiem kwartje: kwartje (Meeuwen, ... ) een muntstuk van 25 centimes (in België) [kwartje] [N 89 (1982)] III-3-1
vijver kuil: kuil (Meeuwen), vijver: vijver (Meeuwen), vĭĕvər (Meeuwen), wijer: wĭĕjər (Meeuwen) klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] III-4-4
vinden vinden: venən (Meeuwen) vinden [ZND m] III-1-2
vinger vinger: vingĕr (Meeuwen), viŋər (Meeuwen) Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] || vinger [RND] III-1-1
vingerhoed, maat van 1 centiliter vingerhoed: voor vaste- en vloeistoffen.  vigərhu.t (Meeuwen) een maat die een inhoud aangeeft van 0,01 liter [vingerhoed] [N 91 (1982)] III-4-4
vingerlid lid: lied van n vinger (Meeuwen), līēd van de vinger (Meeuwen) lid van de vinger [ZND 37 (1941)] III-1-1
vingers (spotnamen) duimen: dymə (Meeuwen), fikken: fikkə (Meeuwen), klauwen: klauwə (Meeuwen), poten: pytə (Meeuwen) vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1
vink boekweitvink: bòkkesvink (Meeuwen), botvink: botvink (Meeuwen), boͅtveŋk (Meeuwen), vink: vink (Meeuwen) boekvink || vink [ZND 43 (1943)] || vink, gewone || vink, gewone — III-4-1
viool viool: vijo.l (Meeuwen), vəjōl (Meeuwen) Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] || Viool. III-3-2
viooltje viooltje: fiuulke (Meeuwen), vijuul, dim, vejiêlke (Meeuwen) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7