e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dier, beest beest: hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011  biest (Meeuwen), ook in ZND 23, 009  bīst (Meeuwen) beest [ZND 01 (1922)] || dier [ZND 01 (1922)] III-4-2
dij bil: bil (Meeuwen) dij [ZND m] III-1-1
dik worden dijen: dĭĕje (Meeuwen) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3
dikke hakken dikke hakken: dekǝ hakǝ (Meeuwen), dikke koten: dekǝ kűǝtǝ (Meeuwen) Verdikking aan de achterkant van het spronggewricht tengevolge van vochtophoping, die kan ontstaan door trappen, stoten of slaan tegen harde voorwerpen. Het is duidelijk merkbaar als men het achterbeen van opzij bekijkt. Zie afbeelding 17 en 18. [N 8, 90d, 90e, 90f, 90h en 90j; monogr.] I-9
dikke, warme mantel jas: jas (Meeuwen, ... ) een warme damesjas [N 59 (1973)] III-1-3
dinsdag dinsdag: dɛisdəx (Meeuwen) de derde dag van de week, dinsdag [destag, dijsdag, dijnsdag, diessendag] [N 91 (1982)] III-4-4
dinsdag voor aswoensdag vette dinsdag: vette dinsdag (Meeuwen) De naam voor de dinsdag vóór aswoensdag [carnavalsdinsdag]. [N 88 (1982)] III-3-2
dirigent dirigent: dirəgeͅnt (Meeuwen), De dirigent van de fanfare.  dirəgaent (Meeuwen) De leider van een orkest of koor [dirigent, muziekmeester]. [N 90 (1982)] || Dirigent. III-3-2
dirigent add.: dirigeren dirigeren: Een orkest dirigeren.  dirəgɛ.rə (Meeuwen) Dirigeren. III-3-2
dissel dissel: disǝl (Meeuwen), distel: destǝl (Meeuwen) Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut √©√©n van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.] I-13