e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
homp brood brok: bròk (Meeuwen), homp: hómp (Meeuwen), homp  homp (Meeuwen), spie: spi (Meeuwen) dikke snede, homp (brood) || homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3
hond hond: ho.nt (Meeuwen), hoͅnt (Meeuwen) hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)] III-2-1
hondenhok hondkooi: hòndkuuj (Meeuwen), hondskooi: honsky(3)̄i̯ (Meeuwen), hoͅnsky(3)̄i̯ (Meeuwen), hòndskuuj (Meeuwen), kooi: ky(3)̄i̯ (Meeuwen) hondehok || hondenhok [ZND 38 (1942)] III-2-1
hondsdolheid hondsdolheid: hondsdolheid (Meeuwen) Een bij honden, wolven, vossen en andere dieren voorkomende infectieziekte die door een beet kan worden overgebracht, ook op koeien. Zie ook het lemma ''hondsdolheid'' in wbd I.3, blz. 486. [N 52, 12b; A 48A, 25] I-11
hondsdraf hondsdraf: WLD  honsdraf (Meeuwen) Hondsdraf (glechoma hederacea 20 tot 60 cm groot. De stengels zijn kruipend met opgerichte, bloeiende takken; de bladeren zijn rond of niervormig met een hartvormige voet, de bladrand is gekarteld; de bloemen groeien in kransen in de bladoksels, blauwpa [N 92 (1982)] III-4-3
honger hebben honger hebben: huŋər hemə (Meeuwen) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
honing honing: huneŋ (Meeuwen), hȳnǝŋ (Meeuwen), hūjǝ.neŋ (Meeuwen), hūǝnǝŋ (Meeuwen) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingpers pers: pors (Meeuwen) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6
hoofd kop: kop (Meeuwen, ... ) [N 10 (1961)]hoofd [N 10b (1961)] III-1-1
hoofd (spotnamen) knotserd: knotsərt (Meeuwen), suts: syts (Meeuwen) [N 10 (1961)] III-1-1