24177 |
jongste vogeltje uit het nest |
kakjong:
kagjong (L364p Meeuwen)
|
jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)]
III-4-1
|
21335 |
jood |
jood:
eine juud, 2 jude (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
als in ja
Judas (L364p Meeuwen)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffrouw:
juffrouw (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
juffruiw (L364p Meeuwen)
|
hoe spreekt u een ongetrouwde vrouw aan? [juffer, juffrouw, juf, uffrouw] [N 87 (1981)] || juffrouw [ZND 27 (1938)]
III-3-1
|
18192 |
jurk |
kleed:
kətuune kleid (L364p Meeuwen)
|
Een katoenen kleed. [ZND 41 (1943)]
III-1-3
|
20697 |
jus, vleesnat |
jus:
jū (L364p Meeuwen),
vleesnat:
vlijsnaat (L364p Meeuwen)
|
vleesnat, jus [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
18232 |
juweel |
juweel:
juweel (L364p Meeuwen)
|
een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kaak (L364p Meeuwen)
|
kaak [N 10b (1961)]
III-1-1
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
kaaksbeen:
ka:kzbɛin (L364p Meeuwen)
|
Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en de kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [Lk 05 (1955)]
III-1-1
|
17743 |
kaal (zijn), kaal hoofd |
kaal:
kaal (L364p Meeuwen),
kletskop:
kletskop (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
De man is kaal [DC 42B (1967)] || kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)]
III-1-1
|