e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lastigvallen ophouden: oͅphau̯wə (Meeuwen), plagen: plagen (Meeuwen), verletten: verletten (Meeuwen) iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-3-1
lat lat: lat (Meeuwen) In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.] II-12
latei poutrelle: pǝtrɛl (Meeuwen), slagbalk: slax˱balǝk (Meeuwen), slaghout: slaxhō.t (Meeuwen) Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening overspant en tevens het bovenliggende muurwerk draagt. De lateibalk wordt vaak in het muurwerk verwerkt zodat hij niet in het zicht komt. d.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balk' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 55, 74; N 32, 15a; N 32, 15b; monogr.] II-9
laten laten: laote (Meeuwen), lōeutə (Meeuwen) laten [ZND 25 (1937)] III-1-2
laurier lauwelier: Uis mo diêj wat lauweleer(blajer) inne sop  lauweleer (Meeuwen) laurier III-2-3
laurierboompje laurier: lərēr (Meeuwen), lauwelier: lauweleer (Meeuwen) laurier III-2-1
lauw lauw: lauw water (Meeuwen), law water (Meeuwen) Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4
lauw weer lauw (weer): làw (Meeuwen), lui (weer): lui (Meeuwen), léj (Meeuwen), zacht (weer): zacht (Meeuwen) loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)] III-4-4
lawaai maken laweit maken: ləwɛit makə (Meeuwen) lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)] III-4-4
lawaai, herrie laweit: ləwɛit (Meeuwen) een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] III-4-4