18974 |
bekennen |
bekennen:
bekennen (L364p Meeuwen)
|
uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21514 |
bekeuren |
beboeten:
ps. omgespeld volgens RND!
bəbūtə (L364p Meeuwen),
pakken:
pakken (L364p Meeuwen),
vinden:
vinnen (L364p Meeuwen)
|
beboeten [ZND 36 (1941)] || iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30041 |
bekisting |
bekisting:
bǝkesteŋ (L364p Meeuwen),
coffrage:
komfrāš (L364p Meeuwen)
|
De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.]
II-9
|
21357 |
bekvechten |
afstrijden:
afstrijden (L364p Meeuwen),
bekvechten:
bekvechten (L364p Meeuwen),
muilvechten:
muilvechten (L364p Meeuwen),
my(3)̄lveͅxtə (L364p Meeuwen),
strijden:
strijden (L364p Meeuwen),
uitkafferen:
uitkafferen (L364p Meeuwen)
|
ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25075 |
belangrijk, van belang |
van belang:
van bəlaŋk (L364p Meeuwen)
|
van grote betekenis [van belang, van pretansie] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21715 |
belasting |
belasting:
ps. omgespeld volgens RND!
bəlastiŋ (L364p Meeuwen)
|
de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21716 |
belastingbiljet |
belastingbrief:
ps. omgespeld volgens RND!
bəlastiŋbrēͅf (L364p Meeuwen)
|
het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29051 |
beleg |
bezetsel:
bǝzɛtsǝl (L364p Meeuwen)
|
Stuk stof waarmee sommige delen van een kledingstuk ter versterking belegd worden of het stofdeel dat gebruikt wordt om de rafelkanten van een kledingstuk af te werken op plaatsen als de hals, het armsgat en sluitingen voor en achter. Er worden drie categorieën beleg onderscheiden: beleg op vorm, aangeknipt beleg, dat in wezen een soort beleg op vorm is, en schuingeknipt beleg (Het Beste Naaiboek, pag. 192). Een beleg op vorm bestaat meestal uit verschillende stukken die geknipt worden in de vorm van het deel dat ermee wordt afgewerkt. De afzonderlijke stukken worden aan elkaar genaaid, zodat ze een compleet belegstuk vormen dat langs de rafelkant wordt genaaid. Een aangeknipt beleg is een verlengstuk van het kledingstuk. Een schuin beleg is een smalle bies van schuingeknipte dunne stof die in de vorm kan worden gestreken voor het af te werken deel (Het Beste Naaiboek, pag. 192). [N 59, 114a; N 62, 32; Gi 1.IV, 33; MW]
II-7
|
33489 |
bellefleur |
keulemannetje:
Ceulemannetje
kulemenneke (L364p Meeuwen),
schaapskopje:
sjoapsköpke (L364p Meeuwen)
|
appel, soort
I-7
|
21600 |
belofte niet houden |
laf zijn:
laf zijn (L364p Meeuwen),
zijn woord intrekken:
zijn woord intrekken (L364p Meeuwen),
zijn woord niet houden:
zijn woord niet houden (L364p Meeuwen)
|
een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|