e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bekennen bekennen: bekennen (Meeuwen) uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)] III-1-4
bekeuren beboeten: ps. omgespeld volgens RND!  bəbūtə (Meeuwen), pakken: pakken (Meeuwen), vinden: vinnen (Meeuwen) beboeten [ZND 36 (1941)] || iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)] III-3-1
bekisting bekisting: bǝkesteŋ (Meeuwen), coffrage: komfrāš (Meeuwen) De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.] II-9
bekvechten afstrijden: afstrijden (Meeuwen), bekvechten: bekvechten (Meeuwen), muilvechten: muilvechten (Meeuwen), my(3)̄lveͅxtə (Meeuwen), strijden: strijden (Meeuwen), uitkafferen: uitkafferen (Meeuwen) ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)] III-3-1
belangrijk, van belang van belang: van bəlaŋk (Meeuwen) van grote betekenis [van belang, van pretansie] [N 91 (1982)] III-4-4
belasting belasting: ps. omgespeld volgens RND!  bəlastiŋ (Meeuwen) de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)] III-3-1
belastingbiljet belastingbrief: ps. omgespeld volgens RND!  bəlastiŋbrēͅf (Meeuwen) het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)] III-3-1
beleg bezetsel: bǝzɛtsǝl (Meeuwen) Stuk stof waarmee sommige delen van een kledingstuk ter versterking belegd worden of het stofdeel dat gebruikt wordt om de rafelkanten van een kledingstuk af te werken op plaatsen als de hals, het armsgat en sluitingen voor en achter. Er worden drie categorieën beleg onderscheiden: beleg op vorm, aangeknipt beleg, dat in wezen een soort beleg op vorm is, en schuingeknipt beleg (Het Beste Naaiboek, pag. 192). Een beleg op vorm bestaat meestal uit verschillende stukken die geknipt worden in de vorm van het deel dat ermee wordt afgewerkt. De afzonderlijke stukken worden aan elkaar genaaid, zodat ze een compleet belegstuk vormen dat langs de rafelkant wordt genaaid. Een aangeknipt beleg is een verlengstuk van het kledingstuk. Een schuin beleg is een smalle bies van schuingeknipte dunne stof die in de vorm kan worden gestreken voor het af te werken deel (Het Beste Naaiboek, pag. 192). [N 59, 114a; N 62, 32; Gi 1.IV, 33; MW] II-7
bellefleur keulemannetje: Ceulemannetje  kulemenneke (Meeuwen), schaapskopje: sjoapsköpke (Meeuwen) appel, soort I-7
belofte niet houden laf zijn: laf zijn (Meeuwen), zijn woord intrekken: zijn woord intrekken (Meeuwen), zijn woord niet houden: zijn woord niet houden (Meeuwen) een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)] III-3-1