e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheel zien scheel zien: schɛl ze.n (Meeuwen) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)] III-1-1
scheen scheen: šēn (Meeuwen) scheen [ZND m] III-1-1
scheerapparaat scheermachinetje: šɛ:rməšinkə (Meeuwen) scheermanchienke III-1-3
scheerborstel scheerborstel: šɛ:rborstəl (Meeuwen) scheerborstel III-1-3
scheermes scheermes: scheermes (Meeuwen, ... ), šɛ:rmaes (Meeuwen) een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)] || scheermes III-1-3
schei karschei: (mv)  karšęi̯.ǝ (Meeuwen) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schelden, schimpen kletsen: kletsen (Meeuwen), kommeren: kommeren (Meeuwen), muilen: cf. Du. "maulen  mūūlə (Meeuwen), schampen: sjampe (Meeuwen), sjampə (Meeuwen), schelden: Samenst. sjelmechtig, sjelmeri-j  sjelle (Meeuwen), weinig gebruikt woord  sjél(d)ə (Meeuwen), sjamfoeteren: fr. Jean foutre  sjamfoetere (Meeuwen) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] || opspelen, uitschelden || schelden [DC 47 (1972)] || schelden, uitschieten in || schimpen III-1-4
schelm loebas: loebas (Meeuwen), rakker: rakker (Meeuwen), rakər (Meeuwen), schelm: sjèlləm (Meeuwen), Det hauw mich dèè sjelm fi-jn gelapt  sjelm (Meeuwen) een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)] || schelm || slimme guit III-1-4
schelpkalk kalk: kalǝk (Meeuwen), poederkalk: pyjǝrkalǝk (Meeuwen) Kalksoort die wordt verkregen door schelpen in kalkovens te branden. Schelpkalk wordt meestal in gebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. [N 30, 28a] II-9
schemeren van de ogen schemeren: t schiemert vier mən øͅugə (Meeuwen) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1