23286 |
sint-pieter te rome |
sinte-pieter:
sinte pier (L364p Meeuwen)
|
Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
19420 |
sintel |
as:
as (L364p Meeuwen),
sintel:
sintels (L364p Meeuwen),
steen:
stenen (L364p Meeuwen)
|
Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22703 |
sinterklaas |
sinterklaas:
NB vgl. pag. 183 sub rijden: St.-Niklaas heeft gereden (speelgoed gebracht).
sintərkloͅ.s (L364p Meeuwen)
|
Sinterklaas.
III-3-2
|
25047 |
sissen |
sissen:
sesə (L364p Meeuwen)
|
een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21581 |
sjacheren |
sjacheren:
sjakkeren (L364p Meeuwen)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33587 |
sjalot |
sjalot:
šəloͅt (L364p Meeuwen)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
21143 |
sjees |
sjees:
šis (L364p Meeuwen),
sjees (<fr.):
ps. omgespeld volgens RND!
sjīs (L364p Meeuwen)
|
een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] || Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13, III-3-1
|
22408 |
sjoelbak |
sjoelbak:
sjoelbak (L364p Meeuwen)
|
Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slaai (L364p Meeuwen),
slāi (L364p Meeuwen)
|
[Goossens 1b (1960)]sla
I-7
|
17870 |
slaan |
slaan:
bont en blaw geslagen (L364p Meeuwen),
bunt ɛn blāuw gəslāgə (L364p Meeuwen)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)]
III-1-2
|