e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sloffen sloffen: slofə (Meeuwen) sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)] III-1-2
slok slok: slok (Meeuwen), slòk (Meeuwen), slók (Meeuwen) kleine hoeveelheid drank || teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)] III-2-3
slokdarm krop: krop (Meeuwen), slokdarm: slokdeͅrəm (Meeuwen) slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)] III-1-1
slons (slodder?) bef: een pejoratieve benaming Doa stong (of sting) zuu ein witte bef achter den tuug. Is mich di-j auw bef nûw uich nog manzeek gewure  bef (Meeuwen), klamot: Di-j klemos kos bèter wat poetsen en stòf vège  klemos (Meeuwen), lodder: (afgeleid van lomp, lor of prul) BW. lodderechtig: Di-j leipt er uich mè lodderechtig bi-j  lodder (Meeuwen), slons: slons (Meeuwen), tooi: Is mich det ein vûl tuuj  tuuj (Meeuwen) een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)] || klamot, slonzig vrouwmens || loeder of wat slonzige vrouw || slons, slet || slonzige vrouw III-1-4
slordig mankementig: Det hauwe ze mè erg magkementig ineingekalfaterd  magkementig (Meeuwen), slordig: slordig (Meeuwen), sloͅrdəx (Meeuwen) klungelig || onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig] [N 85 (1981)] III-1-4
slot slot: slūǝt (Meeuwen) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
sluik haar flessenhaar: fleͅsəhōͅr (Meeuwen) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren knikken: knikke (Meeuwen) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluipen kruipen: krypə (Meeuwen) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] III-1-2
sluis sluis: slys (Meeuwen) de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)] III-3-1