17620 |
tong |
scheiding:
šęjeŋ (L364p Meeuwen),
scheiling:
šęjleŋ (L364p Meeuwen),
tong:
tuŋ (L364p Meeuwen)
|
De gemetselde afscheiding tussen twee rookkanalen in een schoorsteen. De term 'wang' (L 270) wordt doorgaans gebruikt voor de zijmuren van een uitgebouwd rook- en/of wasemkanaal. [N 32, 25c; monogr.] || tong [N 10b (1961)]
II-9, III-1-1
|
18231 |
tong van een schoen |
tong:
tong (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
30128 |
tongewelf |
gewelf:
gǝwɛlǝf (L364p Meeuwen),
stenen gewelf:
stē̜nǝ gǝwɛlǝf (L364p Meeuwen)
|
Gewelf waarvan de dwarsdoorsnede een halve cirkel of een ellips is. [N 32, 22b]
II-9
|
21382 |
toonbank |
toog:
toog (L364p Meeuwen),
toonbank:
toonbank (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
de winkeltafel waarop de waren worden getoond of gelegd [toog, toonbank, gaam, bank] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
31692 |
top van de boom |
sop:
sǫp (L364p Meeuwen)
|
Vgl. ook afb. 1c. Zie voor de woordtypen doude en doudehout uit respectievelijk Sittard (Q 20), Klimmen (Q 111), Meeswijk (L 424) en Schinnen (Q 32) ook het RhWb I, kol. 1388, s.v. Dolde, ø̄Baumwipfelø̄, en voor het woordtype sop uit Meeuwen (L 364) wnt XIV, kol. 2529, s.v. ɛsop IIIɛ, ø̄topø̄.' [N 50, 7c; N 75, 86b; monogr.]
II-12
|
22025 |
tortelduif |
roosduif:
werd gehouden als middel tegen roos
ruusdûf (L364p Meeuwen),
tortelduif:
toͅrtəldyf (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
lachduif || tortelduif || Tortelduif.
III-3-2, III-4-1
|
18917 |
traag |
lui:
lēͅi̯ (L364p Meeuwen),
op het gemak:
op ⁄t gemak (L364p Meeuwen),
traag:
trōͅx (L364p Meeuwen)
|
niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19363 |
trage vrouw |
prats:
pratsj (L364p Meeuwen)
|
schimpig voor een nogal zwaarlijvig en doorgaans weinig ijverig vrouwmens
III-1-4
|
22459 |
traktatie bij het plaatsen van de mei |
meidrinkens:
meidrinkers (L364p Meeuwen)
|
De tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22512 |
traktatie van jonggehuwden |
handschoen lopen?:
bruidspaar en gevolg staken een fooi in een handschoen en daarvoor werd gelopen. Met die opbrengst werd de buurt getracteerd.
handschoen lopen (L364p Meeuwen)
|
De tractatie van jonggehuwden aan de buurt [lepik, dourt, hertlooi]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|