33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stɛr (L364p Meeuwen)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (L364p Meeuwen)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
19435 |
wit zand, stooizand |
wit zand:
wit zand (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
platte kaas:
plàttekîês (L364p Meeuwen)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20654 |
witte kool |
kabots:
kebûts (L364p Meeuwen),
kəbu.itsə (L364p Meeuwen),
kabuits:
Verkorting voor kebûtsekiêl Eng. cabbage
kebûts (L364p Meeuwen),
kool:
kīəl (L364p Meeuwen),
wit moes:
wet mōs (L364p Meeuwen),
wit moos (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
[Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwekstart (L364p Meeuwen)
|
kwikstaart
III-4-1
|
33913 |
witte vlekken |
vreemd haar:
vrē̜mt hǭr (L364p Meeuwen),
wild haar:
wel hǭr (L364p Meeuwen)
|
Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s]
I-9
|
34195 |
witte vloed |
rijzen:
rest (L364p Meeuwen),
rīzǝn (L364p Meeuwen)
|
Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99]
I-11
|
20620 |
wittebrood |
mik:
Van bruud weerd men gruut/ en van mik weerd men dik
mik (L364p Meeuwen)
|
witbrood
III-2-3
|
18867 |
woede |
colre (fr.):
koleire (L364p Meeuwen),
kəléérə (L364p Meeuwen),
gift:
geftj (L364p Meeuwen),
Ze stampde oppe grònd van gift In det menneke zitsj vèèl gift
gift (L364p Meeuwen),
giftig:
giftig (L364p Meeuwen)
|
drift, woede || hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] || woede, toorn
III-1-4
|