22586 |
bromtol |
dop:
doͅp (L364p Meeuwen),
gromdop:
gromdop (L364p Meeuwen),
muziekdop:
məzi:kdoͅp (L364p Meeuwen),
zingdop:
zingdop (L364p Meeuwen),
Zingdop: zing (stam van zingen - klanknabootsend) + dop (tol).
zîŋdoͅp (L364p Meeuwen)
|
Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [Lk 03 (1953)] || Zingdop: tol (speelgoed).
III-3-2
|
24948 |
bron |
bron:
bron (L364p Meeuwen),
sprong:
spriŋk (L364p Meeuwen)
|
bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34342 |
bronstig |
breustig:
bręi̯.stex (L364p Meeuwen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
33864 |
bronstig, van merries |
steeg (stadig):
stē̜x (L364p Meeuwen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
bro͂e͂t (L364p Meeuwen),
bruud (L364p Meeuwen),
bry.t (L364p Meeuwen),
torenkruiersbrood:
als stokbrood of als sandwich
Turekri-jersbruud (L364p Meeuwen)
|
(brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood [RND] || in Bocholt een veelgranenbrood, waarvan de granen geweekt zijn in diverse soorten Seizoensbieren
III-2-3
|
20710 |
broodje |
broodje:
bri.tšə (L364p Meeuwen),
Fi-jn briêdsjes bakke: vleien, mouwvegen
briêdsje (L364p Meeuwen),
pistolet:
pIstələ. (L364p Meeuwen),
Fr. pistolet
pistelee (L364p Meeuwen),
weg:
wègk (L364p Meeuwen)
|
broodje || een broodje (al of niet) belegd || pistolet || weg: een aan beide zijden spits toelopend pijlvormig broodje
III-2-3
|
19531 |
broodmes |
broodmes:
bry(3)̄tmɛs (L364p Meeuwen)
|
broodmes
III-2-1
|
25500 |
broodoven |
oven:
hȳvǝn (L364p Meeuwen)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
24983 |
bros, breekbaar |
bros:
broͅs (L364p Meeuwen)
|
hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
brouwen (L364p Meeuwen),
brø̜wǝ (L364p Meeuwen)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|