21573 |
brutaal |
astrant:
astrant (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen,
L364p Meeuwen),
niks beschaamd:
niks beschaamd (L364p Meeuwen),
onbeschoft:
onbeschoft (L364p Meeuwen),
onbəsjoft (L364p Meeuwen)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25116 |
bui, regenbui |
bijs:
ein bi-js (L364p Meeuwen),
bries:
check
bries (L364p Meeuwen),
gors:
(korte).
gors (L364p Meeuwen),
schoer:
sjaor (L364p Meeuwen),
(hevige, lange).
šoͅr (L364p Meeuwen),
zwaar:
zwoͅr (L364p Meeuwen)
|
bui, regen [ZND 01 (1922)] || bui, regenbui || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
lijf:
lif (L364p Meeuwen),
pens:
pɛ.ns (L364p Meeuwen)
|
Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9
|
17635 |
buik (spotnamen) |
pens:
pens (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
buik [N 10b (1961)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
29085 |
buikbroek |
boks voor dikbuik:
boks vięr dekbȳk (L364p Meeuwen)
|
Broek voor een gezet figuur. [N 59, 162]
II-7
|
33886 |
buikkrampen |
penspijn:
pɛ.nspin (L364p Meeuwen)
|
Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.]
I-9
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
buukpien (L364p Meeuwen)
|
ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
28957 |
buiksuçon |
neep voor dikbuik:
nēp vięr dekbȳk (L364p Meeuwen)
|
Gebogen taillenaad voor veel buikwelving. [N 59, 94d]
II-7
|
28939 |
buikvoorsprong |
buikdikte:
bȳkdekdǝ (L364p Meeuwen)
|
Maat genomen van de voorpartij van de taillewijdte. De taillewijdte bestaat uit twee ongelijke helften, de achterhelft noemt men de lendenbreedte en de voorpartij de buikvoorsprong (Papenhuyzen II, pag. 11). Zie afb. 28. [N 59, 45b; N 59, 44c]
II-7
|
20455 |
buitenechtelijk kind |
bastaard:
bastaard (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
basterd:
1a-m; 21, 02;
basterd (L364p Meeuwen),
voorkind:
voorkind (L364p Meeuwen)
|
bastaard [ZND 01 (1922)] || een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)]
III-2-2
|