21305 |
buurten |
uchteren:
ichteren (L364p Meeuwen),
ichtəren (L364p Meeuwen)
|
de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)] || Hoe heet het gebruik in de winter s avonds bij de buren te gaan zitten praten? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
21304 |
buurvrouw |
buurvrouw:
boorvruiw (L364p Meeuwen)
|
buurvrouw [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
20865 |
cacao |
cacao:
kako. (L364p Meeuwen)
|
cacao
III-2-3
|
22411 |
caleidoscoop |
kijkbuis:
kijkbuis (L364p Meeuwen)
|
Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19671 |
canapé, sofa |
canapè:
kanəpē (L364p Meeuwen),
sofa:
sōfa (L364p Meeuwen)
|
canape || sofa
III-2-1
|
18557 |
capuchon |
pelerine (<fr.):
pèllerien (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
de capuchon [N 59 (1973)]
III-1-3
|
22423 |
carambole |
carambole (fr.):
carambole (L364p Meeuwen)
|
Het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22828 |
carnaval |
carnaval:
karnəval (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
Carnaval. || Karnaval.
III-3-2
|
22439 |
carnavalsoptocht |
carnavalstoet:
karnavalstoet (L364p Meeuwen),
stoet:
stoet (L364p Meeuwen),
styt (L364p Meeuwen)
|
De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)] || Stoet.
III-3-2
|
33749 |
castreren |
snijden:
snii̯.ǝ (L364p Meeuwen),
snīǝ. (L364p Meeuwen)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12, I-9
|