21153 |
dreef |
dreef:
dreeft (L364p Meeuwen),
drēͅf (L364p Meeuwen)
|
een lange dreef [ZND 23 (1937)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18877 |
drenzen |
grijnzen:
grinse (L364p Meeuwen),
Jòngke, sjei toch in ût möt det grinse (of det gegrinsde kri-gs di-jn gòsting toch neet Samenstellingen: grinskluut,grinserd, grinslap, grinsi-jzer
grinse (L364p Meeuwen),
janken:
janken (L364p Meeuwen),
jaŋkə (L364p Meeuwen)
|
grienen, drenzen || huilerig zeuren || op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29037 |
dresseren |
rekken:
rɛkǝ (L364p Meeuwen)
|
Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen vóór het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a]
II-7
|
19387 |
dressoir |
dressoir:
dressoir (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24498 |
driekleurig viooltje |
viooltje:
vijuul, dim, vejiêlke (L364p Meeuwen)
|
viool
III-4-3
|
29827 |
drieklezoor |
(een) drie-/drijkwart:
drikwārt (L364p Meeuwen)
|
Driekwart deel van een metselsteen. De term drieklezoor kan volgens Coopman (pag. 34) ook worden gebruikt voor een stuk metselsteen dat de volle breedte maar slechts de helft van de lengte heeft. De drieklezoor wordt daarom ook wel halve steen genoemd. [N 31, 19b; monogr.]
II-8
|
22480 |
driekoningen |
driekoningen:
driekoningen (L364p Meeuwen)
|
De naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18866 |
driftig |
colrig (<fr.):
kəléérich (L364p Meeuwen),
driftig:
driftich (L364p Meeuwen),
koppig:
koͅpəx (L364p Meeuwen),
kortaangebonden:
kərtāngəbonə (L364p Meeuwen),
kwaad:
kōͅd (L364p Meeuwen)
|
driftig [ZND 23 (1937)] || driftig, snel in woede ontstoken || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22655 |
drijftol |
ijsdop:
iisdoͅp (L364p Meeuwen),
ɛsdoͅp (L364p Meeuwen),
konkernel:
konkernel (L364p Meeuwen),
pompernel:
pompernel (L364p Meeuwen)
|
Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
24939 |
drijfzand |
drijfzand:
drijfzand (L364p Meeuwen),
drĭĕfzànt (L364p Meeuwen)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|