e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruidsjonker bruidsjonker: broedsjonker (Meijel), bruidsjonker (Meijel) de bruidsjonker [brönker] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsmeisje bruidsmeisje: broedsmeske (Meijel), bruidsmeisje (Meijel) het bruidsmeisje [brönkesje] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidspaar bruidspaar: broedspaar (Meijel), brutsjpaar (Meijel), brøtsjpār (Meijel) bruidspaar || het bruidspaar [N 96D (1989)] III-2-2
bruidssluier sluier: sluijer (Meijel), sløͅjər (Meijel) de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsstoet bruidsstoet: broedsstoet (Meijel), stoet: stut (Meijel) de bruidsstoet [broeds-tsoch] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsvlucht bruidsvlucht: bruidsvlucht (Meijel) Vlucht die de jonge koningin of moer onderneemt om bevrucht te worden door één of meerdere darren die met haar meevliegen. Meestal vindt deze vlucht plaats tussen de vijfde en zevende dag na haar uitlopen. Hoog in de lucht vindt de bevruchting plaats. Slechts één periode in haar leven wordt de moer of koningin bevrucht. De ene dar die haar bevrucht, moet deze daad met de dood bekopen. De moer keert uit het luchtruim met het bevruchtingsteken, de bij de paring afgerukte mannelijke geslachtsdelen, in haar lijf naar haar woning terug. De werkbijen bijten die darrenoverblijfselen weg en na korte tijd kan de moer met haar enige taak, het eieren leggen, beginnen. [N 63, 58; Ge 37, 44] II-6
bruidszwerm bruid(s)zwerm: brøtjszwɛ̄rǝm (Meijel) Een volk dat meezwermt bij de bruidsvlucht van een jonge koningin. [N 63, 37a; N 63, 37b; N 63, 29d; N 63, 29c] II-6
bruiloft bruiloft: bruleuft (Meijel), brøləft (Meijel), trouwfeest: troͅwfeͅst (Meijel) de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] III-2-2
bruine gebreide dameskous hoos: hoos (Meijel), hoze (Meijel), sjanssok: [Vgl. WBD III, 1.3: bruine gebreide dameskous, sjanskous, sjanshoos, sjanssok]  sjanszok (Meijel), sjanszôk (Meijel) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3
brullen brullen: brølǝ (Meijel) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11