30608 |
flatting |
flatting:
flatting (L265p Meijel)
|
Vernis die bij voorkeur wordt gebruikt voor het grondvernissen. Daarbij wordt de flattinglaag na verharding afgeslepen zodat oneffenheden verwijderd kunnen worden en er een vlakke en tevens matte oppervlakte ontstaat. Flatting kan als grondlaag voor buiten- als voor binnenwerk worden aangewend. [N 67, 21c]
II-9
|
20838 |
flauw |
flauw:
flauw (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
18010 |
flauwvallen |
flauwvallen:
flauw vallen (L265p Meijel),
flauw vallə (L265p Meijel),
flòòw (L265p Meijel),
flòòw vallə (L265p Meijel),
omvallen:
eum vallen (L265p Meijel),
van zijn stokje vallen:
van zinj stukste vallen (L265p Meijel)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] || het bewustzijn verliezen [DC 60 (1985)] || Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20525 |
flensje |
boekweitse koek:
boekésekōēk (L265p Meijel),
koekje:
kuukskə (L265p Meijel),
kuukske
kŭŭkske (L265p Meijel),
weitekoek:
weitekōēk (L265p Meijel)
|
flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17989 |
flets |
pips:
(kijkt pips) (L265p Meijel),
pips (L265p Meijel),
vaal:
vaal (L265p Meijel)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18912 |
flink; flinke persoon |
beul:
beul (L265p Meijel),
flink:
flik (L265p Meijel),
hel:
hel (L265p Meijel)
|
geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (L265p Meijel)
|
fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
uitgooien:
utgŏje (L265p Meijel)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24782 |
fluitekruid |
fluitekruid:
eigen spellinsysteem
fluite kruid (L265p Meijel),
toeterkruid:
eigen spellinsysteem
toeter kruid (L265p Meijel)
|
Fluitekruid (anthriscus sylvestris 50 tot 150 cm. De stengels zijn gegroefd en zijn hol, meestal onderaan behaard; de bladeren zijn tot 3-voudig geveerd, en zacht behaard, de omwindseltjes zijn 5-bladig; de bloemen zijn wit, zelden roze; de vruchten zij [N 92 (1982)]
III-4-3
|
22123 |
fluiten naar de duiven |
fluiten:
flø͂ͅtjə (L265p Meijel),
rammelen met een bakje:
ramələ me un bɛkskə (L265p Meijel),
tjielp fluiten:
tjielp fluiten (L265p Meijel)
|
Hoe noemt U het fluiten naar de duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|