18784 |
franje |
franje:
franje (L265p Meijel),
franjel:
franjels (L265p Meijel),
(mv)
franjǝls (L265p Meijel)
|
Hoe noemt U de flossen aan de linten (van de sierkrans op de muts)? (franjes?) [N 61 (1973)] || Hoe noemt U een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden (franje?)? [N 62 (1973)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
29401 |
franjes aan de mutslinten |
franjes:
franjǝs (L265p Meijel)
|
Flossen aan de linten van de sierkrans op de muts. [N 61, 10]
II-7
|
26449 |
franse steen |
franse steen:
fransǝ stiǝn (L265p Meijel)
|
Molensteen vervaardigd uit stukken kwarts uit de groeven van La Ferté-sous-Jouarre (Seine et Marne, Noord-Frankrijk). De stukken kwarts worden op een stenen ballastlaag gegroepeerd en met behulp van cement vastgezet. De Franse steen bestaat uit twee lagen. [N O, 17e; N O, 17h]
II-3
|
24315 |
fret |
fret:
fret (L265p Meijel),
frɛt (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Fret, een tam bunzingachtig diertje waamee de konijnen uit hun holen worden verdreven [N 94 (1983)] || fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)]
III-4-2
|
25240 |
fris weer |
koud:
kaaw (L265p Meijel),
kauw (L265p Meijel),
zuur:
zōēr (L265p Meijel)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
27684 |
frisdrankenhuisje |
melkboede:
mɛlkbut (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
Gebouwtje waar melk, limonade, haringen, sigaretten, sprits en pruimtabak te koop zijn. [N 95, 6 add.; N 95A, 15]
II-5
|
17598 |
fronsen |
fronselen:
fronselen (L265p Meijel),
fronsen:
frónse (L265p Meijel)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20494 |
fruit eten |
smatsen:
smatsə (L265p Meijel),
snatsen:
snatse (L265p Meijel),
snatsen
snatsə (L265p Meijel)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20536 |
fruiten |
bakken:
bakken (L265p Meijel),
braden:
vlees
braojə (L265p Meijel),
bruin braden:
brunj braojə (L265p Meijel),
fruiten:
frèùtə (L265p Meijel),
uiefuite
fruitə (L265p Meijel)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24443 |
fruitworm |
pierikje:
pierkske (L265p Meijel),
piertje:
pierke (L265p Meijel),
worm:
den appel is verpierd
wörm (L265p Meijel)
|
worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)]
III-4-2
|