e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebreide wollen muts kapmuts: kapmuts (Meijel) vrouwenmuts, zwarte, dikke gebreide ~ [N 25 (1964)] III-1-3
gebrekkig spreken stamelen: stamele (Meijel), stammelen (Meijel), stotten: stotten (Meijel), stotteren: stóttərə (Meijel) gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)] III-3-1
gebroken hartjes druipende hartjes: eigen spellinsysteem  druipende hartjes (Meijel) Gebroken hartjes (dielytra (dicentra) spectabilis). Algemeen bekende sierplant uit China en Amerika. Behorend tot de familie der duivekervelachtigen. Het lijken dubbele bloemen van helmbloem (heilig hart, druipende hartjes, lieve-vrouwen-hartjes, schrob). [N 92 (1982)] III-2-1
gebruik gebruik: gebruuk (Meijel), gəbry(3)̄k (Meijel), gewoonte: gewoonte (Meijel) Een wijze van doen die in meer of minder ruime kring in zwang is [gebruik, gewoonte, gewente, zwang, geplogenheid]. [N 88 (1982)] || Gebruik: wijze van doen die in meer of minder ruime kring in zwang is. III-3-2
geburen buurt: bŭŭrt (Meijel), naburen: naober (Meijel) alle buren samen [geburen, gebuur] [N 90 (1982)] III-3-1
gedenken; gedachtenis gedenken: gədinkə (Meijel), geheugen: geheuge (Meijel), geheugen (Meijel) terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)] III-1-4
gedoopt worden gedoopt worden: gedoeip wèère (Meijel), gədoͅpt wēͅrə (Meijel) Gedoopt worden. [N 96D (1989)] III-3-3
gedreven dak gedreven dak: gǝdrēvǝ dāk (Meijel) Strooien dak waarbij in tegenstelling tot normaal, de schoven van alle deklagen met de ondereinden naar beneden zijn gericht. [N F, 46a; monogr.] II-9
gedrongen persoon prots: ⁄t is ne prŏts (Meijel), stompe, een -: ⁄t is ne stumpe (Meijel) gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)] III-1-1
gedrukt gedrukt: gǝdrøkt (Meijel) Een slecht passend tuig - vooral het gareel bij het trekken - drukt door op de huid. Het paard krijgt drukwonden en vlekken. Vgl. het lemma ''witte vlekken'' (7.34). [N 8, 94b] I-9