17710 |
geluidloos een wind laten |
ene over de sokken laten (gaan):
ŏver de zök af loate goa (L265p Meijel),
lossen:
losse (L265p Meijel)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1961)], [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17711 |
geluidloze wind |
flierefluiter zonder muziek:
(flierefluiter zonder muziek) (L265p Meijel)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
19273 |
gelukken |
gelukken:
gelukken (L265p Meijel),
lukken:
lukken (L265p Meijel),
lukkə (L265p Meijel)
|
een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
boffer:
boffer (L265p Meijel),
gelukspiemel:
gəlukspĭĕmməl (L265p Meijel),
geluksvogel:
geluksvogel (L265p Meijel)
|
iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemékkelik (L265p Meijel),
gəmèèkələk (L265p Meijel),
handig:
hendig (L265p Meijel),
licht:
ligt (L265p Meijel),
makkelijk:
mekkələk (L265p Meijel),
op zijn gemak:
óp zĭĕ gəmààk (L265p Meijel),
spelenderwijs:
speulenderweesj (L265p Meijel)
|
geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
19226 |
gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken |
juist:
juust (L265p Meijel),
precies:
precies (L265p Meijel)
|
de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25527 |
gemalen en gezuiverd graan |
weitemeel:
wē̜tjǝmē̜l (L265p Meijel)
|
Omdat de vraagstelling niet helemaal duidelijk was, kwamen er bij de antwoorden op de vraag naar de naam voor "gemalen en gezuiverd graan" zowel meel- als bloem-opgaven voor. Meel bestaat uit het inwendige van de tarwe- of roggekorrel plus de zemel, dus het is de geheel vermalen korrel, terwijl de bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern (Schoep blz. 12). Vroeger werd de gehele korrel vermalen tot meel. Daarna werd het meel gezeefd, waarbij een groot deel der zemelen achterbleef op de zeef. Het gezeefde product was dan de bloem, die echter nog heel wat zemeldelen bevatte (Schoep blz. 13). De voor dit lemma opgegeven bloem-varianten zijn verplaatst naar het lemma ''bloem''. [N 29, 14b; N 29, 15c; N 16, 80]
II-1
|
24850 |
gemalen schors |
looi:
Nijmeegs (WBD)
lòj (L265p Meijel),
oude spellingsysteem
looi (L265p Meijel),
pulp:
oude spellingsysteem van hout, b.v. Balatum / suikerbieten / veevoeder
pulp (L265p Meijel)
|
Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25526 |
gemalen, niet gezuiverd graan |
meel:
mē̜l (L265p Meijel)
|
De inhoud van het lemma beantwoordt niet in alle gevallen duidelijk aan het lemma-opschrift. Er is een groep woordtypen die een algemene benaming geeft, een tweede groep duidt op "gemalen, niet gezuiverd graan", een derde duidt een bepaald soort ongezuiverd meel aan en de vierde groep geeft aan dat dit graan voor veevoer wordt bestemd of dat dit afval is. [N 29, 14a]
II-1
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondsgek:
vastəlōͅvəsgɛk (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|