e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
akkergrens, grensvoor schei (zelfst.nw.): šęi̯ (Meijel), scheid (zelfst.nw.): šęi̯t (Meijel), voor: [voor] (Meijel) De grens tussen twee afzonderlijke akkers in de vorm van een diepe voor die met de ploeg getrokken wordt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen øvoorŋ resp. øvoordŋ het lemma ɛploegvoorɛ (wld I.1, blz. 105-106).' [N 11, 56; N 11A, 120; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; L B2, 268; L 24, 27; L 41, 24; monogr.] I-8
akkersleep, weidesleep karreep: karriǝp (Meijel), mollesleep: mǫlǝ[sleep] (Meijel), sleep: slęi̯p (Meijel), slicht: slēxt (Meijel) Het toestel of werktuig waarmee men de akker en/of de weide sleept. Behalve de sleeptypen die door de afb. 89 t/m 95 worden voorgesteld, werd ook de omgekeerde eg als sleep gebruikt. Zo nodig verzwaarde men die met graszoden, een zak aarde of iets dergelijks. Vaak werd de sleepeg voorzien van berkenrijs, doorn- of braamtakken of prikkeldraad. Men kon deze tussen de egbalken door vlechten, onder de eg vastbinden of achter aan de eg bevestigen. Zulk een sleep gebruikte men vooral om pas gezaaid spurrie-, klaver-en graszaad slepend in de grond te brengen. Soms werd er ook een tarwe- of een aardappelveld mee bewerkt. De omgekeerde eg kon - al dan niet voorzien van rijshout e.d. - ook als weidesleep dienen, voor het slechten van molshopen, het fijner uitsmeren van verspreide mest en ter bestrijding van mosvorming. Men sleepte de akker of de weide soms ook wel met een grote bos berken- of andere takken, die men van voren bijeenbond of - gespreid - tussen twee balken klemde. Voor het ''sleep''-gedeelte van varianten verderop in het lemma zie men het simplex sleep aan het begin. In het lemma ''eg'' vindt men de waarde van het woord(deel ''eg'' resp. ''eg'' verklaard. [JG 1a+ 1b+ 1c+ 1d; N 11, 85; N 11A, 179 + 181b + c; N 14, 81; N 18, 22; N 27, 1a add.; N J, 10; N P, 17 + 18; N Q, 17; A 13, 16b; A 40, 10a + b; div.; monogr.] I-2
akkerwinde bonenkruid: eigen spellinsysteem  bonnekroed (Meijel), winde: eigen spellinsysteem  winde (Meijel) Akkerwinde (convolvulus arvensis 20 tot 120 cm hoge plant. De stengels groeien liggend of windend; de bladeren hebben een pijlvormige voet; de bloemen groeien afzonderlijk of 2 aan 2, de kleur is wit of roze met strepen; 2 kleine lijnvormige schutblader [N 92 (1982)] III-4-3
akkoord werk akkoordwerk: akōrtwɛ̄rǝk (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Werk dat betaald wordt op basis van een akkoordloon. [N 95, 910; N 95, 911] II-5
akte geloofsbelijdenis: geloofsbelijdenis (Meijel), oefening: oefening van geloof, hoop, liefde, berouw (Meijel) Een oefening/akte/akt van geloof, hoop, liefde, berouw [üboeng]. [N 96B (1989)] III-3-3
al dansend draaien denderen: dendere (Meijel), draaien: drɛ̄jə (Meijel) Al dansende draaien, gezegd van een tol [schrankelen, hekelen, denderen, leuteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
algemene begraafplaats reservenhof: rezervehoof (Meijel) Een (algemene) begraafplaats voor niet-katholieken. [N 96A (1989)] III-3-3
alikruik alikruik: oude spelling  alikruike (Meijel) Hoe noemt u de eetbare soort zeeslakken (alikruik, ullek) [N 83 (1981)] III-2-3
alle kegels samen hoop: hoejp (Meijel) Alle kegels bij elkaar [bos]. [N 88 (1982)] III-3-2
allerheiligen allerheiligen: allerheilige (Meijel, ... ), allerhélige (Meijel), Allerhéllige (Meijel), alərheͅjlegə (Meijel) 1 november Allerheiligen [allerhillieje]. [N 96C (1989)] || Allerheiligen. [N 06 (1960)] III-3-3