25066 |
gering aantal, een paar |
enkele:
énkel (L265p Meijel),
paar:
paar (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
een gering aantal [paar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20912 |
gerookt spek |
gerookt spek:
gerökt spek (L265p Meijel)
|
spek dat gerookt is [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
20583 |
gerookte paling |
gerookte aal:
gerukta aol
gəruktə aol (L265p Meijel),
paling:
pòlling (L265p Meijel)
|
panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32979 |
gerst |
gerst:
garst (L265p Meijel)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
18312 |
geruite jurk |
geruit kleed:
gerutj klè (L265p Meijel),
gerutj klê (L265p Meijel),
ruitjeskleed:
rutjeklè (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21893 |
geschenk |
cadeau (fr.):
kado (L265p Meijel),
kədoo (L265p Meijel),
geschenk:
gesjénk (L265p Meijel),
gift:
gift (L265p Meijel)
|
dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29829 |
geschifte steen |
schaal:
šal (L265p Meijel)
|
Metselsteen die op zijn smalle kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie ook afb. 29. [N 31, 19e; monogr.]
II-8
|
24154 |
geschreeuw van leeuweriken |
tierelieren:
tiĕrrəliērə (L265p Meijel),
zingen:
zeengt (L265p Meijel),
zingen (L265p Meijel),
zingə (L265p Meijel)
|
het geschreeuw van leeuweriken (kreeuwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20475 |
geslacht |
familie:
familie (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
fəmĭĕlie (L265p Meijel),
geslacht:
geslagt (L265p Meijel)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17712 |
geslachtsdelen (alg.) |
getuig:
getuig (L265p Meijel),
getuug (L265p Meijel),
knoemel:
knommel (L265p Meijel)
|
geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1961)], [N 10c (1995)]
III-1-1
|