e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofd kop: kŏp (Meijel) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofd (spotnamen) knikkerd: op zinne knikkert kriege  knikkert (Meijel) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofdafvoersloot waterlossing: (mv.)  watǝrloseŋǝ (Meijel) Hoofdafvoersloot in het veen. Vergelijk het lemma ''waterlossing''. [II, 17a] II-4
hoofdaltaar hoofdaltaar: hoofdaltaor (Meijel), hōfaltār (Meijel) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hoofdbord kop: kǫp (Meijel) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofddoek kopdoekje: kŏpdukske (Meijel), kópduukske (Meijel) hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] || hoofddoek, dichtgeknoopt onder de kin III-1-3
hoofdkaas hoofdvlees: hùtvlès (Meijel), zult: zult (Meijel) hoofdkaas [DC 30 (1958)] III-2-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen kap: kap (Meijel) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3
hoofdluis beestje: besje (Meijel), bésje (Meijel, ... ), bijtertje: bieterke (Meijel), luis: leuhsj (Meijel, ... ), leusj (Meijel), lēūsj (Meijel), lusj (Meijel, ... ) hoofdluis [N 26 (1964)] || luis || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
hoofdraai hoofdraai: hōfrāj (Meijel) Een tamelijk brede greppel die in het eerste jaar van steken slechts enige steken diepte verkrijgt. Later wordt ze verder uitgegraven. Ze verkrijgt vijf maal de lengte die men ieder jaar aan het te graven kanaal geeft. In de hoofdraai komen de raaien uit. [II, 18b] II-4