e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
horizon grond: èn de groond (Meijel), horizon: (zon) horīzon (Meijel), hóriezoon (Meijel), hórĭĕzoon (Meijel) horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)] III-4-4
horizontale sluitbalk van een poort slager: slē̜ ̞gǝr (Meijel) Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.] I-6
horloge armband: érmband (Meijel), horloge: horlosjie (Meijel), orloozjə (Meijel), (was vroeger).  gelosjie (Meijel), polshorloge: polshorloze (Meijel) uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)] III-1-3
horrelvoet hompelpoot: hómpəlpôet (Meijel), paardenvoet: pérdevōēt (Meijel), paardsvoet: pèrsvoet (Meijel) Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)] III-1-2
hortensia hortensia: hortensia (Meijel) [DC 76 (2002)] I-7
hortensia (hydrangea hortensis) hortensia: hortensia (Meijel) Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: hydrangea macrophylla (hortensia) [N 73 (1975)] III-2-1
hotsen hossen: hossen (Meijel), hotsen: hootse (Meijel), hotse (Meijel), schommelen: sjómmələ (Meijel) Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, bodderen). [N 84 (1981)] || zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)] III-1-2, III-3-1
houden van genegenheid (zn.): (= warmte).  genegenheid (Meijel), houden van: haawə van (Meijel) liefde voelen voor iemand [fiel zijn met, veel houden van, veel afhouden] [N 85 (1981)] III-3-1
houder van slachtvee vetweider: vɛtwɛi̯ǝr (Meijel) [N 3A, 77d] I-11
houtduif houtduif: houtdoef (Meijel, ... ), hoͅu̯tdūf (Meijel, ... ), koolduif: koͅldūf (Meijel), kol, zo noemde men de planten die men op de hoek van de akker liet staan voor het zaad, mn koolzaad; hier kwamen de duiven dan op af"JK sic kòl = bos!  kòldoef (Meijel), wilde duif: wilde doef (Meijel) houtduif || houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)] || Kent U daarin diverse variëteiten of rassen? Welke? Geef naam en eigenschappen. [N 93 (1983)] || Wilde duif [N 94 (1983)] III-3-2, III-4-1