25136 |
horizon |
grond:
èn de groond (L265p Meijel),
horizon:
(zon) horīzon (L265p Meijel),
hóriezoon (L265p Meijel),
hórĭĕzoon (L265p Meijel)
|
horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33456 |
horizontale sluitbalk van een poort |
slager:
slē̜ ̞gǝr (L265p Meijel)
|
Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.]
I-6
|
18233 |
horloge |
armband:
érmband (L265p Meijel),
horloge:
horlosjie (L265p Meijel),
orloozjə (L265p Meijel),
(was vroeger).
gelosjie (L265p Meijel),
polshorloge:
polshorloze (L265p Meijel)
|
uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18149 |
horrelvoet |
hompelpoot:
hómpəlpôet (L265p Meijel),
paardenvoet:
pérdevōēt (L265p Meijel),
paardsvoet:
pèrsvoet (L265p Meijel)
|
Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20112 |
hortensia |
hortensia:
hortensia (L265p Meijel)
|
[DC 76 (2002)]
I-7
|
19821 |
hortensia (hydrangea hortensis) |
hortensia:
hortensia (L265p Meijel)
|
Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: hydrangea macrophylla (hortensia) [N 73 (1975)]
III-2-1
|
17847 |
hotsen |
hossen:
hossen (L265p Meijel),
hotsen:
hootse (L265p Meijel),
hotse (L265p Meijel),
schommelen:
sjómmələ (L265p Meijel)
|
Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, bodderen). [N 84 (1981)] || zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)]
III-1-2, III-3-1
|
21459 |
houden van |
genegenheid (zn.):
(= warmte).
genegenheid (L265p Meijel),
houden van:
haawə van (L265p Meijel)
|
liefde voelen voor iemand [fiel zijn met, veel houden van, veel afhouden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34216 |
houder van slachtvee |
vetweider:
vɛtwɛi̯ǝr (L265p Meijel)
|
[N 3A, 77d]
I-11
|
22183 |
houtduif |
houtduif:
houtdoef (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
hoͅu̯tdūf (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
koolduif:
koͅldūf (L265p Meijel),
kol, zo noemde men de planten die men op de hoek van de akker liet staan voor het zaad, mn koolzaad; hier kwamen de duiven dan op af"JK sic kòl = bos!
kòldoef (L265p Meijel),
wilde duif:
wilde doef (L265p Meijel)
|
houtduif || houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)] || Kent U daarin diverse variëteiten of rassen? Welke? Geef naam en eigenschappen. [N 93 (1983)] || Wilde duif [N 94 (1983)]
III-3-2, III-4-1
|