e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jongensblouse bloes: bloes (Meijel) jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)] III-1-3
jongenshemd? hemd: heͅmt (Meijel), onderhemd: ondərheͅmt (Meijel) Onderhemd voor jongens. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van jongens? [DC 62 (1987)] III-1-3
jongensleest jongensleest: joŋǝslę̄st (Meijel) De leest voor jongensschoenen. [N 60, 186b] II-10
jongensonderbroek? jongensonderboks: joŋəsondərboks (Meijel) Onderbroek voor jongens. [DC 62 (1987)] III-1-3
jongensondergoed? ondergoed voor jongens: ondərgu vør joŋəs (Meijel) Ondergoed voor jongens. [DC 62 (1987)] III-1-3
jongensschoenen wichterschoenen: wextǝršūn (Meijel) Schoenwerk voor jongens in de maten 32 t/m 35. [N 60, 205c; N 60, 205e] II-10
judaspenning droogpiket: eigen spellinsysteem  (droogpiket) (Meijel), judaspenning: eigen spellinsysteem  judaspenning (Meijel), WLD alg. ben.  Judaspenning (Meijel) Judaspenning (lunaria biënnis). sierplant met grote bladeren en meestal donker roodpaarse, zelden witte, bloemen. De onderste bladeren en die van de rozet zijn diep ingesneden bij de steel en spits aan de top, de bovenste haast ongesteeld. De plant wordt [N 92 (1982)] III-4-3
juffertje-in-het-groen juffertje in het groen: eigen spellinsysteem  juffertje in ’t groen (Meijel) Juffertje in ¯t groen (nigella damascena). De hemelsblauwe bloemen zijn elk omgeven door een omhulsel van zeer fijn verdeelde bladeren; de kokervruchten zijn tot aan de top aaneen gegroeid (bij de wilde nigelle maar tot de helft) (spinnekop, kobbe, juffer [N 92 (1982)] III-2-1
juffrouw juffrouw: juffraow (Meijel), juffrouw (Meijel), (als het een onbekende is).  juffrouw (Meijel), mevrouw: (op hoger leeftijd).  mevrouw (Meijel) hoe spreekt u een ongetrouwde vrouw aan? [juffer, juffrouw, juf, uffrouw] [N 87 (1981)] III-3-1
jukbeen knook: knook (Meijel) Jukbeen: het wangbeen onder het oog (koon). [N 84 (1981)] III-1-1