18000 |
kippenvel |
hennenvel:
hennevel (L265p Meijel)
|
kippevel (kleine bultjes met rechtopstaande haartjes bijv. ten gevolge van de kou) [kiepvel, ganzevel, kiekevlees] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22324 |
kiskassen |
schijvelen:
sjievele (L265p Meijel)
|
Scheren met kleine steentjes over het water. [N 37 (1971)]
III-3-2
|
25563 |
klaar om gebakken te worden |
rijp:
rip (L265p Meijel),
vaardig:
vęrǝx (L265p Meijel)
|
Klaar om gebakken te worden, gezegd van gerezen deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28a]
II-1
|
19254 |
klaarkomen |
afwerken:
afgewerkt (L265p Meijel),
klaarkomen:
klaorkommen (L265p Meijel),
klaorkómmə (L265p Meijel)
|
gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30571 |
kladschilder |
knoeier:
knoǝjǝr (L265p Meijel)
|
Schilder die slecht werk levert. De termen 'snelwichser', 'sopper' en 'klitser' werden in Q 121 vooral gebruikt voor iemand die vlug maar slordig werkte. [N 67, 98e; monogr.]
II-9
|
21802 |
klagen |
beuken:
vgl. Venlo Wb. (pag. 95): bäöke, huilen.
beuken (L265p Meijel),
jammeren:
jammere (L265p Meijel),
kuimen:
kŭŭmmə (L265p Meijel),
permitteren:
permeteren (L265p Meijel)
|
droefheid en pijn door woorden te kennen geven, zich uitlaten over iets verdrietelijks [klagen, murmereken, kuimen, parmenteren, bulken, balken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34158 |
klam trekken |
trekken:
trękǝ (L265p Meijel)
|
Klam trekken is een teken van drachtigheid. Ongeveer vier of zes weken na de bevruchting is voor het eerst waar te nemen of een koe drachtig is. Wanneer men dan op de uier drukt, komt er een taai, kleverig vocht uit. [N 3A, 38a]
I-11
|
24989 |
klam, klef |
klam:
klam (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
klammig:
klammig (L265p Meijel)
|
vochtig aanvoelend en enigszins plakkend, gezegd van zaken die van nature droog zijn maar waartegen zich vocht heeft vastgezet [klam, klammig, nes, klef, nesk, wak, week] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25431 |
klamp |
haak:
hǭk (L265p Meijel),
klampje:
klɛmkǝ (L265p Meijel)
|
Haak, ring of iets dergelijks, in een muur of paal in de slachtplaats bevestigd, waaraan de touwen waarmee het rund wordt opgehesen, worden vastgemaakt. Het kan ook een haak zijn die aan de sport van de ladder of aan het slachthout is bevestigd. [N 28, 65; N 28, 66; N 5aII, 62b] || Stapel turf opgebouwd op de basis van twee kopturven en één scheerturf, ongeveer 9 tot 12 turven dik hoog. [II, 82a]
II-1, II-4
|
34159 |
klamvaars |
trekmaal:
trɛkmǭl (L265p Meijel)
|
Een klamvaars is een drachtige koe. De drachtigheid blijkt uit het klam trekken. Bij deze koe komt er een kleverig, taai vocht uit de uier. [N 3A, 38b; N C, 10b]
I-11
|