e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruisarmen kruisarmen: krøš˱ɛ̄rǝm (Meijel), kruisbalken: krøš˱bālǝk, krøš˱balǝkǝ (Meijel) De vier gekruiste balken in het midden van het aswiel. Zij zijn zodanig samengevoegd dat in het midden een vierkante opening gevormd wordt waarin de molenas bevestigd kan worden. Vgl. afb. 49 en 50. Zie ook de lemmata ɛarmenɛ en ɛkruisarmen van het spoorwielɛ. Het betreft daar onderdelen van respectievelijk de watermolen en de rosmolen.' [N O, 11d; A 42A, 9; N O, 11e] II-3
kruisarmen van het spoorwiel kruisarmen: krøš˱ɛrm (Meijel) De vier gekruiste balken midden in het spoorwiel van de rosmolen. [N D, 27] II-3
kruisbeeld kruis: krusj (Meijel, ... ), krøsj (Meijel), kruisbeeld: kruusbild (Meijel), kruutsbild (Meijel), krøsjbelt (Meijel, ... ), lieve-heerkruis: ⁄n lievehier krusj (Meijel), lieveheer: lievenhiér (Meijel), ne lievenhier (Meijel), ⁄n lievenier (Meijel) Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3
kruisbeen kruis: krøš (Meijel) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11
kruisbladige wolfsmelk wolfsmelk: eigen spellinsysteem gele bloemen  wolfsmelk (Meijel) Kruidsbladwolfsmelk (euphorbia lathyrus). Forse plant van 1 m hoogte, met grote, vaak 6-8 cm lange en omstreeks 2 cm brede, grijsachtige groene bladeren (rattekruid, aberzop, klein spargie). [N 92 (1982)] III-4-3
kruisdagen kruisdagen: kruusdaag (Meijel), krøsjdāx (Meijel) De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)] III-3-3
kruisen, kruisdagen? kruisen: krøəzər (Meijel) kruisen [RND] III-3-3
kruisheer kruisheer: kruushére (Meijel), krøsjhiər (Meijel) Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruisjassen (kaartspel) kruisen: krøsjə (Meijel) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
kruisje aan een kettinkje kettingkruisje: keͅteŋkr"sjkə (Meijel) Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)] III-3-3