33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
bruk (L265p Meijel)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33649 |
laagliggende akker |
lage grond:
liǝgǝ gront (L265p Meijel)
|
Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b]
I-8
|
33650 |
laagte in een akker |
zink:
zeŋk (L265p Meijel),
zonk:
zoŋk (L265p Meijel)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
laars:
lārs (L265p Meijel),
stevel:
steevel (L265p Meijel),
stevel (L265p Meijel, ...
L265p Meijel,
L265p Meijel),
stevels (L265p Meijel)
|
Het schoeisel dat gedeeltelijk ook het been boven de enkel bedekt? (laars?) [N 60 (1973)] || laars || laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18359 |
laars met sluitriempje |
rijlaars:
rijlaars (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23658 |
laatste evangelie |
t letste evangjillióm?].:
et leste evangillie (L265p Meijel),
lēstə evaŋeli (L265p Meijel)
|
Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23506 |
laatste mis |
kort misje:
kort meskə (L265p Meijel),
stille mis:
stil mes (L265p Meijel)
|
De laatste, vaak korte mis op zondag, de laatste gelegenheid om de mis te horen [snapmèske, gawkletske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23909 |
laatste oordeel |
laatste oordeel:
leste oerdeil (L265p Meijel),
ət lēstə oͅrdeͅl (L265p Meijel)
|
Het laatste oordeel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25422 |
ladder |
leer:
līǝr (L265p Meijel)
|
Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.]
II-1
|
30698 |
ladderbankje |
leerbankje:
liǝrbɛŋkskǝ (L265p Meijel)
|
Plankje met uitklapbare steun dat met behulp van haken aan de sporten van de ladder bevestigd kan worden. Op deze wijze ontstaat een horizontaal vlak waarop gereedschap kan worden gelegd of dat de basis kan vormen voor bijvoorbeeld een loopplank. [N 67, 63k]
II-9
|