e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lawaai, herrie geweld: geweld (Meijel), herrie: herrie (Meijel, ... ), rumoer: remoer (Meijel), spektakel: spektakel (Meijel, ... ) een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] || lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)] III-4-4
lederen pantoffel pantoffel: pentoffels (Meijel), pentŏffels (Meijel), slof: sloffe (Meijel, ... ), slŏffe (Meijel), slôfve (Meijel) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
ledikant bed: bed (Meijel), ledikant: leediekant (Meijel) Verplaatsbaar bed (i.p.v. een bedstee) (bed, krib, ledikant) [N 79 (1979)] III-2-1
leefnet leefnet: leefnet (Meijel), lɛ̄fneͅt (Meijel) Het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar]. [N 88 (1982)] III-3-2
leeftijd, ouderdom leeftijd: gij gat ter nog goe över vur ouwe  lèftitj (Meijel), gij lopt nog goe vur iement van ouwwe  laeftidj (Meijel) U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)] III-2-2
leeg, gezegd van een noot hol: Nijmeegs (WBD)  hool (Meijel, ... ), leeg: eigen spellingsysteem  leeg (Meijel, ... ), oude spellingsysteem  leeg (Meijel, ... ) leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
leeg, niets bevattend leeg: leech (Meijel), leeg (Meijel, ... ), lēg (Meijel), verlaten (ruimte): vərlaotə (Meijel) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] || niets bevattende, gezegd van bijv. een fles, een kan, een kopje, een vertrek etc. [leeg, ijdel, ijl] [N 91 (1982)] || waar niemand aanwezig is, leeg [wepel, verlaten] [N 91 (1982)] III-4-4
leeglopen leeglopen: lēxluǝpǝ (Meijel) Het over elkaar gaan van de molenstenen zonder graan. De stenen kunnen dan sneller gaan draaien waardoor het gevaar ontstaat dat de molen heet loopt. [N O, 34o; Vds 116; Jan 260; Coe 142; Grof 167; N O, 36e] II-3
leegloper leegloper: leegloerper (Meijel), niksnut: niksnut (Meijel) een persoon die zonder iets te verrichten en zonder bezigheden rondloopt [leuteraar, leegloper] [N 85 (1981)] III-1-4
leemspecie leemspecie: lęmspēšǝ (Meijel) Het mengsel van leem, koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens-, paarde-, of mensenhaar, waarmee het vlechtwerk wordt dichtgepleisterd. Zie voor het woorddeel 'kleen-' in het woordtype 'kleenleem' (Q 18) ook het lemma 'Bepleisteren'. [N 4A, 53c; N 31, 45c; div.] II-9