e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lui lui: lui (Meijel), luij (Meijel), niet scheutig: nie sjeutig (Meijel) niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)] III-1-4
lui (lieden) mensen: mensə (Meijel), mɛnsə (Meijel, ... ) lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || mensen [RND] || volk [RND] III-3-1
luias as van het luiwerk: as van ǝt lø̜jwɛ̄rǝk (Meijel), luias: lø̜jas (Meijel) De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45] II-3
luid schreien beuken: bèùkə (Meijel), kermen: kerme (Meijel), kreunen: (hard op).  kreune (Meijel), krijten: kritje (Meijel) zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)] III-1-4
luiden luiden: luije (Meijel), lø͂ͅjə (Meijel) Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor de hoogmis luiden voor de hoogmis: lø͂ͅjə vør də hoͅməs (Meijel) Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor de mis luiden: et loejt (Meijel, ... ) De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor de mis add. luiden voor de `s werkdaagse mis: lø͂ͅjə vør də swɛrəsə mes (Meijel), luiden voor de eerste mis: lø͂ͅjə vør də yrstə mes (Meijel) De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor een begrafenis luiden: overluuje (Meijel), naar het kerkhof gaan: zə goͅn noͅr ət kēͅrəkhoͅf (Meijel) Het luiden bij de begrafenis [t loet tsóm jraaf?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luie of slordige naaister of kleermaker heggenaaister: hęgǝnɛ̄jstǝr (Meijel), slordige naaister: slǫrdǝgǝ nɛ̄jstǝr (Meijel) Een naaister of kleermaker die met een te lange draad naait, werkt minder snel en slordiger dan met een draad van normale lengte. [N 62, 1g; N 59, 72] II-7