e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luien zakken optrekken: zɛk ǫptrękǝ (Meijel) Zakken met hand-, wind- of waterkracht optrekken. [N O, 26a] II-3
luier doek: doe:k (Meijel), dōēk (Meijel), pisdoek: pisdoehk (Meijel), windel: winjel (Meijel), (vroeger)  winjel (Meijel) luier || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2
luieren luien: luijen (Meijel), luieriken: luierikken (Meijel), luiwammesen: luiwamməsən (Meijel) zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)] III-1-4
luifel? [idem?] plooitjesrandje: plojkes rehntje (Meijel) luifel: fijngeplooide voorhoofdsluifeltje van de grote witte muts {afb} [plojje, kentje] [N 25 (1964)] III-1-3
luigat, zoldergat luik: lȳk (Meijel) Het gat waardoor de luireep loopt en waardoor de zakken worden opgetrokken. Het gat wordt meestal afgesloten door de luival. Daar er sprake kan zijn van een binnen- en een buitenreep, kan het gat zich in en/of buiten de molen bevinden. Bij de standerdmolen bevindt zich een luival in de galerij, buiten de molen. In de watermolen daarentegen is een dergelijke voorziening doorgaans binnen in de molen aan te treffen. [N O, 25u; A 42A, 44 add.; Jan 236; Coe 213; Grof 239] II-3
luikjes of valdeurtjes in het binnendeksel van een duivenmand aparte klepjes: apartə klɛpkəs (Meijel) Hoe heet verder in Uw dialect: luikjes en valdeurtjes in het binnendeksel? [N 93 (1983)] III-3-2
luiportaal onder de toren: ondər də torə (Meijel), voorportaal: veurportaol (Meijel) Het luiportaal, vertrek of ruimte onder de toren waar de klokketouwen hangen. [N 96A (1989)] III-3-3
luireep, luiketting zakkenreep: zakǝnrīǝp (Meijel) Het touw of de ketting om de luias waarmee de zakken in de windmolen worden opgetrokken en neergelaten. In dit lemma wordt geen onderscheid gemaakt tussen de luireep binnen of buiten de molen. Zie ook afb. 65 en de toelichting bij het lemma ɛluikoord, luikettingɛ.' [N O, 25b; A 42A, 44] II-3
luisteren luisteren: gŏĕ lusjtərə (Meijel), sjerp lusjteren (Meijel) [N 84 (1981)] III-1-1
luitafel schijf: šīf (Meijel) De ter hoogte van het luiwerk aan de koning of op het spoorwiel gemonteerde schijf waardoor het luiwiel wordt aangedreven. Dit type luiwerk, het zgn. sleepluiwerk, treft men aan bij de Hollandse molen. [N O, 25k; A 42A, 105] II-3