34386 |
melkschaap |
melkschaap:
mɛlǝkšǭp (L265p Meijel),
melktype:
mɛlǝktip (L265p Meijel)
|
Schaap van een ras dat vooral goed is voor de melk. [N 77, 1f; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mɛlkspīgǝl (L265p Meijel)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
mɛlkstūl (L265p Meijel),
melkstoeltje:
mɛlkstylkǝ (L265p Meijel)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktandjes:
melktàndjes (L265p Meijel)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33554 |
meloen |
meloen:
məlŏĕn (L265p Meijel),
eigen spellingsysteem
meloen (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
Nijmeegs (WBD)
məloen (L265p Meijel),
oude spellingsysteem
meloene (L265p Meijel)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: meloen [N 71 (1975)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
meinen (L265p Meijel),
méénje (L265p Meijel),
méénjə (L265p Meijel),
mening (zn.):
menjning (L265p Meijel)
|
van mening zijn || van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
25544 |
menggereedschap |
lepel:
lepǝl (L265p Meijel)
|
De houten schop of ander gereedschap, gebruikt bij het mengen van de bloem. Meestal gaat het om een houten schep of een niet al te grote houten schop van uiteenlopende vorm. De informant van Q 97 vermeldt dat de "spatel" een ovaalvormig blad heeft en een dikke ronde steel. Verschillende informanten (L 270, 318b, Q 193) zeggen dat het mengen met de hand gebeurt. Zie afb. 16. [N 29, 18b]
II-1
|
25545 |
mengmachine voor deeg |
mengmachine:
mɛngmǝšin (L265p Meijel)
|
Door deze machine enkele minuten te laten draaien mengt men de verschillende soorten bloem. [N 29, 103]
II-1
|
33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
kruis:
kryš (L265p Meijel)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|
20222 |
mens |
mens:
mèns (L265p Meijel)
|
mens
III-2-2
|