30777 |
mousselineglas |
mousselineglas:
mousselineglas (L265p Meijel)
|
Glas dat met een op de stof mousseline lijkend patroon is bedekt. Om dit effect te bereiken, wordt het glas met witte brandverf (emaille) bestreken. De gedroogde verf wordt daarna met dunne metalen mallen, waarin het patroon is uitgesneden, plaatselijk weggeborsteld, waarna de ruit in een oven wordt gebrand. Ook met behulp van de zandstraaltechniek kan mousselineglas gemaakt worden. Er wordt dan door middel van mallen een meelpapje op de ruit aangebracht, waarna met een zandstraal het onbedekte glas onder hoge druk mat wordt geblazen. [N 67, 89f]
II-9
|
18264 |
mouw |
hazesprong:
hāzǝsproŋ (L265p Meijel),
hāzǝssproŋk (L265p Meijel),
mouw:
mouw (L265p Meijel),
mōͅw (L265p Meijel),
mǭw (L265p Meijel),
mouwtje:
mǫu̯kǝ (L265p Meijel)
|
de mouw [N 59 (1973)] || Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] || Hoe noemt U in het algemeen een mouw? [N 62 (1973)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW]
I-9, II-7, III-1-3
|
28585 |
mouwen ter bescherming |
polsmoffen:
polsmofǝ (L265p Meijel)
|
Soort mouwtjes al of niet met handschoen, die sommige imkers als extra bescherming dragen. [N 63, 75b]
II-6
|
29063 |
mouwkop |
mouwkop:
mǭwkop (L265p Meijel)
|
Het gedeelte van de mouw van het colbert dat in de armsgatuitsnijding wordt ingewerkt. [N 59, 128]
II-7
|
29070 |
mouwomslag, manchet |
boordje:
børtjǝ (L265p Meijel),
manchet:
manšɛt (L265p Meijel)
|
Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW]
II-7
|
28903 |
mouwplank |
mouwplankje:
mǫwplɛŋkskǝ (L265p Meijel)
|
De mouwplank gebruikt men voor het openpersen van de mouwnaden; zij wordt daartoe in de mouwen gestoken. De informant van L 416 zegt een mouwplank met één poot te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ. Zie afb. 16.' [N 59, 19d]
II-7
|
18325 |
mouwschort |
mouwenscholk:
mouwesjolk (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
mouwscholk:
mouwsjolluk (L265p Meijel),
mouwsjollək (L265p Meijel),
mòwsjòllek (L265p Meijel),
mouwscholkje:
mòwsjöllekske (L265p Meijel)
|
kinderschort met mouwen || schort met mouwen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
29066 |
mouwsplitje |
mouwsplit:
mǭwsplet (L265p Meijel)
|
Het splitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131a]
II-7
|
29069 |
mouwvoering aannaaien |
(de) mouw aannaaien:
dǝ mǭw ɛnnɛ̄jǝ (L265p Meijel)
|
De voering van de mouw aan het armsgat hechten. [N 59, 127]
II-7
|
20598 |
muik |
bermhaal:
bermhāāl (L265p Meijel),
bocht:
boogt (L265p Meijel),
muik:
monnik (L265p Meijel),
mŭŭk (L265p Meijel)
|
mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)]
III-2-3
|