e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niet gunnen aanhouden: angehaawe (Meijel), niet doorgaan: gè nie dur (Meijel) ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)] III-3-1
niet helder van geest dutselachtig: dutselachtig (Meijel), dutselechtig (Meijel) niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
niet in elkaar grijpen te diep vatten: tǝ dip ˲vatǝ (Meijel  [(bij overkruien)]  ) Gezegd van kammen en staven, respectievelijk raderen die niet goed in elkaar grijpen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛin elkaar grijpenɛ.' [Jan 114; Coe 88; Grof 111] II-3
niet meer aankomen na de wedstrijd achterblijven: āxtərblīvə (Meijel) niet meer aankomen na de wedstrijd? [N 93 (1983)] III-3-2
niet meteen leegbloeden kapotgestoken: kǝpot gǝstōkǝ (Meijel), naar binnenschieten: (het bloed) šōt nǭ benǝ (Meijel) Soms bloedt een varken niet meteen leeg. omdat het niet goed gestoken is. Gevraagd was naar een uitdrukking voor dit niet meteen leegbloeden. Dit heeft voor het lemma tot gevolg gehad, dat er verschillende grammaticale categorieën te weten werkwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, voltooide deelwoorden en zinnetjes in voorkomen. Bij een aantal woordtypen is het varken het subject, bij andere is subject de slachter en bij de overige woordtypen is subject het bloed, de ader of het hart. Deze verdeling is in het lemma aangebracht. [N 28, 15; monogr.] II-1
niet passen niet schoon passen: [sjojen?, rk]  ⁄t past nie sjojer (Meijel), niet staan: nĭĕ stao (Meijel) niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)] III-1-3
niet zindelijk niet zuiver: nĭĕ zūūvər (Meijel), nog niet zuiver: nog nie zuver (Meijel), schijtzak: sjietzak (Meijel) onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)] III-2-2
nietsnut leegloper: leegloerper (Meijel), niksnut: niksnut (Meijel, ... ) een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] III-1-4
nieuwe maan nieuwe maan: naej məon (Meijel), ney(3)̄ maon (Meijel), nééj maon (Meijel) schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
nieuwjaar nieuwjaar: neujaor (Meijel), neͅjōͅr (Meijel) 1 januari, de eerste dag van het nieuwe jaar [ni-jjaor]. [N 96C (1989)] III-3-2