e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oorvormig handvat oortje: örke (Meijel), örkə (Meijel) Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)] III-2-1
oorwissen wissen: wesǝ (Meijel) De wissen waaruit de handvatten worden vervaardigd. Zie ook afb. 278. De respondent uit Sint-Truiden (P 176) merkte op dat men voor de oren van een plukkorf riet uit Indonesië gebruikte. Men betrok dit via Antwerpse handelaren. [N 40, 73] II-12
oorworm oorworm: òr—, oeërwèèurm (Meijel) oorworm III-4-2
oostindische kers klimmertjes: klimmərkəs (Meijel) Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende snijbloemen: tropaeolum majus nana (O.I. kers) [N 73 (1975)] I-7
oot eve: eigen spellinsysteem gelijkbaar  eve (Meijel), wilde haver: eigen spellinsysteem  wilde haver (Meijel), windhalm: eigen spellinsysteem Additie bij vraag 81: is een 1-jarig lastig gras in rogge  windhalm (Meijel) Oot, wilde haver (avena fatua 5 tot 20 cm groot. De plant is zodevormend, de bladeren zijn borstelvormig; de aartjes bevinden zich in dichte, aarvormige pluimen, klein, lichtgroen tot grijsachtig van kleur, kort genaald. Van april tot en met juni. Te vi [N 92 (1982)], [N 92 (1982)] III-4-3
op bedevaart gaan bedevaarten: bééverte (Meijel), op bedevaart gaan: op bēͅvərt gōͅ (Meijel), te bedevaart gaan: te bèvert gó (Meijel), te bèèvert gao (Meijel), ter bedevaart gaan: ter béévert gao (Meijel) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] || Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)] III-3-3
op de borrel gaan een goede zijn: (men zegt) dɛs nǝ gujǝ (Meijel), het varken prijzen: ǝt vɛ̄rkǝ prēžǝ (Meijel) Voordat een varken geslacht wordt, komen de buren het prijzen in de hoop op een borrel te worden getrakteerd. Ook komt het voor dat dit gebeurt, als het varken gedood is. Soms blijven de inspanningen die men zich voor de borrel moet getroosten beperkt tot wat prijzende woorden, soms helpt men even mee het varken op de grond te trekken of het dier vast te houden, zodat de slachter het de keel kan doorsnijden. [N 28, 4] II-1
op de loop gaan biezen pakken: de bieze pakke (Meijel), ertussenuit gaan: ər tussən utj gao (Meijel), op de loop gaan: op de luep gao (Meijel) vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)] III-1-2
op de tenen lopen tenen (ww.): tiëne (Meijel) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2
op de vingers fluiten op de vingers fluiten: oͅp də veŋərs flø͂ͅtjə (Meijel), schuifelen: sjuffele (Meijel) Op de vingers fluiten [schuffelen]. [N 90 (1982)] III-3-2