e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
proosten klinken: klinkə (Meijel), proosten: proostə (Meijel) proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)] III-2-3
prop prop: prop (Meijel), próp (Meijel) een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)] III-3-1
propolis propolis: propolis (Meijel) Harsachtige stof waarmee de werkbijen alle openingen en naden van hun woning dichtkitten tegen tocht, kou en waterdamp. De propolis wordt ook gebruikt om te effenen en raten te versterken. De werksters halen deze stof uit bloemknoppen en harsdruppels van naaldbomen. Zelfs verf, teer of asfalt kunnen er de grondstof voor zijn. [N 63, 53a, N 63, 53b; Ge 37, 141; monogr.] II-6
proppenschieter knaptoet: knaptoe:t (Meijel, ... ), knaptoēt (Meijel), knaptoe‧t (Meijel), /  knaptoe:t (oe lang) (Meijel) Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] || knaptoet [SND (2006)] || Knaptoet: klakkebus, speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten. III-3-2
prostituée hoer: hoer (Meijel, ... ), hōēr (Meijel) prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 86 (1981)] III-2-2
pruik pruik: pruk (Meijel), pruuk (Meijel), prŭŭk (Meijel) kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [kalot, pruik] [N 86 (1981)] III-1-3
pruilmond treurmond: troermond (Meijel) een mond die men trekt als men pruilt [zie vr.199] [pruilmond, troesmond] [N 85 (1981)] III-1-4
pruimen pruimen: proeme (Meijel, ... ), prŏĕmmə (Meijel, ... ), proeme  prŏĕmmə (Meijel) pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] || pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] III-2-3
prutsen aanmodderen: ènmóddərə (Meijel), begaden: cf. VD s.v. "begaaien"(vuil maken maar Ton heeft in III, 2.3. "begaden"dus moet ik het ook  begaaje (Meijel), modderen: moddere (Meijel), prutsen: prutse (Meijel), prutsen (Meijel, ... ), verprutsen: verprutsen (Meijel) iets slordig doen [leuteren] [N 85 (1981)] || nutteloze arbeid verrichten [N 85 (1981)] || ondegelijk of onvoldoende werk verrichten of ondegelijk aan iets werken [prutsen, fanneken, vrellen, prutten, dooieren, merelen, kloten, klooien, teutelen, zeuren, soeliën, hannesen, treuzelen, teuten, semmelen] [N 85 (1981)] || slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)] || verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren III-1-4
prutser iemes met linkse handen: iemməs mi linkse haant (Meijel), klos: klos (Meijel), tos: tos (Meijel) iemand die onhandig is [kavveleuter, boerenklos, klos] [N 85 (1981)] III-1-4