20515 |
ranzig |
garst:
gars (L265p Meijel),
garst (L265p Meijel),
garstig:
gèrstig (L265p Meijel)
|
ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rāpǝ (L265p Meijel)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
rasp:
rasp (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] || Schuurrasp, onderdeel van de gecombineerde machine. [N 60, 243d]
II-10, III-2-1
|
31049 |
rasp, vijl |
rasp:
rasp (L265p Meijel)
|
Gereedschap dat men gebruikt voor het raspen of vijlen. Ten aanzien van rasp of vijl merkt Dierick (pag. 85) op: De rasp dient om de talons en den boord der zolen effen te raspen wanneer ze met het mes geschrood en op den noodigen vorm gebracht zijn. De rasp mag niet te grof zijn om de sporen van het raspen niet te diep in talon en lijksel te printen. De vijl heeft men noodig voor genageld werk om de nagels van zolen en talons effen te vijlen en de luistervijl voor het vereffenen der zolen na het afschrepen van den nerf." Zie afb. 53 en 54. [N 60, 118b; monogr.]
II-10
|
19839 |
raspen |
geraspt:
geraspt (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
raspen:
raspə (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
raspe
raspə (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
31048 |
raspen, vijlen |
vijlen:
vilǝ (L265p Meijel)
|
Het met een rasp of vijl of schrapglas wegslijpen van de oneffenheden aan zool en zoolrand. [N 60, 118a]
II-10
|
23798 |
ratel van witte donderdag |
houteren rammelaar:
houtere rammelair (L265p Meijel),
ratel:
rātəl (L265p Meijel)
|
De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24767 |
ratelaar |
ratelaar:
eigen spellinsysteem leeft in symbiose = woekert met een andere plant
retalaar (L265p Meijel)
|
Kleine ratelaar (rhinanthus minor 10 tot 40 cm groot. De stengels zijn niet of weinig vertakt; de bladeren groeien kruisgewijs, zijn smal en gezaagd. De bloemen staan in korte trossen, de kroonbuis is recht en geel, de bovenlip heeft zeer kleine witte o [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24711 |
ratelpopulier |
klaterhout:
oude spellingsysteem hondskoorsehout (kan buskruit van gemaakt worden) = vuilboom
klaterhout (L265p Meijel),
ratelpeppel:
Nijmeegs (WBD)
roatəlpeppəl (L265p Meijel),
ratelpopulier:
oude spellingsysteem honskoorsehout (kan buskruit van gemaakt worden) = vuilboom
ratelpopelier (L265p Meijel)
|
De ratelpopulier; heeft bijna ronde bladeren met een gegolfde rand die aan lange platte stelen zitten; bij een beetje wind bewegen ze schuin langs elkaar, wat een ritselend geluid geeft (drilboom, vuilboom, klater, fledderaar, klaterteer, klatelleer). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
28600 |
raten inkorten |
korten:
kortǝ (L265p Meijel)
|
Het opsnoeien van de raten door de imker bij korfteelt. Een drietal keren op verschillende tijden in het jaar moet dit korten van de raten gebeuren om het volk te beteugelen en het zwermen te verhinderen. [N 63, 80a]
II-6
|